DAGBOEK TANZANIA APRIL 2007

Wat voorafging:

Dagboek Kenia September 2006
Dagboek Kenia Oktober 2006
Dagboek Kenia & Ethiopië November 2006
Dagboek Ethiopië December 2006
Dagboek Ethiopië Januari 2007
Dagboek Kenia Januari 2007
Dagboek Kenia Februari 2007
Dagboek Uganda Februari 2007
Dagboek Rwanda Maart 2007
Dagboek Tanzania Maart 2007

zondag 1 april

Vandaag verwachten we bezoek op de Kilimanjaro International Airport

En daar kwamen we (Hilde en Thomas NVDR) dan ook aan, drie uur te laat! We hadden een rustige, doch vermoeiende nachtvlucht van Brussel eerst naar Parijs, waar we een tussenlanding moesten maken om nog de helft van de 767 te laten vullen door Fransen die naar Ethiopië wilden. We verlangden alletwee om te slapen, maar eerst kregen we nog een avondmaal om middernacht en om half vijf 's morgens werd alweer het ontbijt opgediend. Net even tijd om een uurtje of twee onder Thomas' zetel te verdwijnen in echte speleostijl. Maar kom, om zes uur 's morgens kwamen we dan toch eindelijk in Addis Abeba aan. Het was daar lekker fris en al een uur later. De terminal is heel erg modern, maar op zijn Afrikaans: dat betekent sjieke toiletten, maar met een deur die niet toe kan, of een kraan die scheef staat. Mevrouwtjes in het roze vegen om de tien minuten de marmeren vloer, je kunt er haast van eten. Een politieagent van wellicht 16 jaar in blauw camouflageuniform speelt met een dopje van een waterfles: hij schopt ertegen en laat het tegen de grote ramen met zicht op Addis kaatsen. Het is een rare gewaarwording: een in mijn ogen speelse kleine grote jongen moet op de veiligheid van de luchthaven letten - met een echt pistool.

We luieren wat op de zetels op het einde van de terminal, en hopen dat we snel mogen inchecken. Het uur der waarheid is 9.15u lokale tijd. Helaas, helaas, op dit lang verwachte uur komt de mededeling dat onze vlucht pas om 12.45 u in de lucht gaat, wegens 'delay'. Met afrikaanse gelatenheid ondergaan we dit uitstel en we slagen er zelfs in via SMS Emmair in Brussel te verwittigen dat ze moet proberen om de nonbewoners in Arusha te verwittingen dat ze slechts om 15.00 u aan de airport moeten staan. Uiteindelijk is dit niet gelukt, omdat ze net uit het internetcafé weg waren! Als zoethoudertje biedt Ethiopian Airlines ons wel een gratis ontbijt aan

Als Thomas en ik in Kilimanjaro Airport op de tarmac stappen, is het daar zo warm als op een hete zomerdag in België en nog warmer! En ja hoor, wie staat daar achter het raam (al drie uur) op ons te wachten? Heidie, Naas, Piet en Sofie. En Koen zit in de non die op de parking in de schaduw staat. Het weerzien is heel hartelijk en alle knuffels van thuisblijvers worden doorgegeven. (iedereen wordt omhelsd, ook Naas!) De hoogste alleenstaande berg van Afrika komt zelfs even uit de wolken voor ons. We vertrekken onmiddellijk naar Moshi waar Naas al een camping op het oog heeft. Het Golden Shower restaurant is onze eerste halte op Tanzaniaanse bodem. En zodra we door de receptionist rondgeleid zijn langs de super stoffige toiletten (maar proper) en de twee douchehokjes met elektrische warmwaterkop (levensgevaarlijk, zegt Koen, maar we leven nog na twee keer gebruiken) moeten we van alledrie de kinderen beginnen met het uitpakken van de kadootjes en de wensen. De nontafel ligt weer helemaal vol, en de vele chocolade, de salami, de Schwarzwaldschinken, de software, de tijdschriften, en alle andere meebrengsels vallen in zeer dankbare bodem. We lijken net twee Sinterklazen. We eten meteen Trogbrood met Duitse Schinken uit de Lidl.

Thomas en ik zijn zo moe, dat we voor de kinderen naar bed gaan.

maandag 2 april

Voor zonsopgang maken de moskee en de parkingveger ons wel even wakker, maar we draaien ons nog even om in de daktent en rekken de platte rust tot 8.00 u. De eeuwig wakkere Heidie heeft al koffie gezet, en we genieten van de rest van het Trogbrood aan de stenen tuintafel op ons campingveldje.

Nog een koffietje later zijn we weg: stadwaarts. Nu begint voor Thomas en voor mij onze echte eerste echte Afrika-ervaring. We rijden door de straten die bomvol staan met geparkeerde auto's vooral van Japanse oorsprong, waar overvolle minibusjes en allerlei andere vehikels doorrijden, maar vooral, waar enorm veel volk loopt en staat. In een bepaalde straat zitten overal voor kleine winkeltjes mensen ( mannen en vrouwen ) met hun naaimachine op de stoep te naaien. Dat gaat van bermuda's, kostuumjassen, jurken, en allerlei ondefinieerbaars. Alles wat je kan bedenken is te verkrijgen en hangt aan de muur. Op straat lopen zowel hele nette als hele sjofele zwarten rond, en we voelen ons echt musungu's tussen al dat zwart. We hebben tamelijk veel bekijks. Af en toe worden we ook aangeklampt met het aanbod om ons de market te tonen of om ons 'kunst' te verkopen. We zijn duidelijk veel naïever dan Koen en Heidie en Naas, die er veel sneller in slagen de opdringerige verkopers af te schudden. Maar dat leer je wel snel.

Ik geniet van het gevoel hier gewoon rond te lopen en te kijken hoe alles er eigenlijk ongelooflijk vervallen uitziet en hoe de inwoners van Moshi er toch in slagen om kraaknet uit ongelooflijk stoffige straten en huizen te komen. Op het einde van Market Street wordt de asfalt rode aarde en worden de winkeltjes primitiever. Blijkbaar wordt het volk ook onbetrouwbaarder, want Koen krijgt een waarschuwing van een kraaknette sjieke Moshiaanse jongeman met Tommy Hilfingerhemd dat hij moet opletten om in deze stadsbuurt met een camera op straat te lopen, want een bende zou hem wel eens kunnen overvallen en de camera stelen. Koen antwoordt dat hij sterk is, en dat de jongeman dan maar naar de politie moet gaan zeggen welke bendes dat doen. "But the police doesn't do anything about that", antwoordt hij. Onze ervaren Afrikareizigers verdenken hem ervan dat hij een soort verkenner is van die bendes, en eens kijkt, of we te overvallen vallen. Er gebeurt natuurlijk niets, en we komen heelhuids bij de non die naast het postkantoor geparkeerd staat.

Een andere 'te onthouden ' stadservaring was ook het busstation: daar komen op de ene parking alle grote bussen uit Dar es Salaam aan en op de andere de kleinere minibusjes. De mensen zitten al in de bus, en hebben misschien nog iets nodig. Geen nood! Enkele mannen met witte jassen hebben een ingenieuze houten constructie gemaakt, een soort verticale plank op hun hoofd waaraan ze hun koopwaar bevestigd hebben, en die koopwaar bevindt zich dan net op ooghoogte voor de venstertjes van de buspassagiers. Wat is er dan te koop? Gadgets, koekjes, snoepjes, alles wat een lange busreis aangenamer kan maken hangt eraan.

Andere leuke dingen zijn de kruidenierswinkel waar je de koopwaar van achter een toonbank met loketjes kan bewonderen, en waar je aan het loket je waspoeier, je WC-papier of je vim (ja, dat bestaat hier nog in poederbus!) kan vragen en het postkantoor dat in feite maar een chaletje aan de rand van de stoep is!

De markt is ook een belevenis. Stel je een overdekte hal voor (hoog, groot, betonnen vloer en met een golfplatendak) waar in rij één de specerijenafdeling is, in rij twee de groenten en het fruit, in rij vier de gedroogde vis en in rij vijf de beenhouwers. Buiten zitten dan de vrouwen met bananen en tomaten op een omgekeerde emmer en aan de zijkant zijn de messenverkopers. Naas koopt drie 'jongleer'messen (Nu zijn ze nog te scherp, maar hij zal ze bot maken) voor 4500 shilling of - om het gemakkelijk te maken - 110 frank.

Na ons Moshibezoek gaan we op weg naar Same, dat op de grote weg naar Dar ligt. Hoe Koen de weg vindt, is mij een raadsel, want er zijn helemaal geen wegwijzers, maar het geheim is simpel: volg gewoon het asfalt! Op de weg is overal en steeds veel volk te voet onderweg. Kinderen, die steeds vriendelijk zwaaien, vrouwen met teilen of grote pakken op hun hoofd, schoolkinderen die als uniform een lange blauwe rok een witte bloes, sokken en zware zwarte platte schoenen dragen. Sommigen dragen soms een fleece daarbovenop! Mannen op de fiets met een vrouw achterop (met twee benen aan dezelfde kant) en pickuptrucks met mensen in de achterbak. Vrachtwagens met een lading en een man of drie bovenop de lading , zelfs een heuse begrafenisstoet : twee pickups vol mensen en in de tweede pickup een witte lijkkist, waar een achttal mensen (vier aan elke kant) de dode flankeren.

Heel vaak kom je wegdorpen tegen: een mengeling van stenen huizen (betonsteen) houten 'schuurtjes' en zelfs primitieve hutjes met steeds veel volk in de buurt. In de grotere dorpen zit er enorm veel volk langs de baan gewoon te niksen onder een boom. Wachten ze ergens op? Zijn ze op bezoek, zijn ze zich aan het vervelen, of praten ze gewoon wat? Je weet het niet. Het ziet er in elk geval gezellig uit, en ze hebben het zeker niet druk. Aan de kruising met de spoorweg stoppen we onder een grote baobabboom voor het middagmaal. Daar zitten een aantal mannen met enorm veel broden in plastieken zakken. We vragen ons af wat ze daar doen. Verkopen ze die aan de bussen die hier zeer frequent voorbijkomen? Plots komt er beweging in de groep: twee mannen nemen een zak of twintig in elke hand en lopen naar de overkant van de spoorweg. De bus stopt, en ze geven alle zakken aan de chauffeur. De transactie duurt misschien enkele seconden. En na drie bussen zijn alle broden weg. Waar de bakkerij is, hebben we niet ontdekt.

Tijdens het middagmaal komen eerst enkele kinderen, daarna een hele familie Tanzanianen in de non neuzen. Enkele jongetjes doen zelfs 'rapu rapu' voor ons: ze dansen, en zingen zelf een rapliedje. Ik film dat, en ze lachen zich ziek als ze zichzelf terugzien. Sofie geeft hen als een echte 'tante uit Amerika' elk een visitekaartje en een potloodje, en ze krijgen ook een boekje van Disneyland dat in de krant zat. En tenslotte zegt 'kaka *' Naas nog 'Amerikani smeerlappie' wat de jongetjes giechelend herhalen.

We rijden en rijden aan wel vijftig per uur over de goede asfaltweg en bewonderen aan de linkerkant de Pare mountains, enkele sisalplantages (agaves) en veel groene vegetatie met veel kuddes koeien en geiten met koeien-en-geitenhoeder met stok erbij. Vele dieren staan ook aan een touw vastgebonden aan de wegkant te grazen.

In Same vinden we vlot het Elephant Motel, waar de manager ons verwelkomt en waar we op de parkeerplaats mogen staan omdat de ingang naar de campsite te smal is voor de non. In het moderne motel ernaast zien we een aap die probeert in te breken. Na wat aperitiefhapjes en veel gebabbel en gedagboek mogen we naar het restaurant op het terras. Het eten is lekker, maar niet Indisch zoals beloofd. Tilapiavis, potato-and-mushroomgratin of chips met kip zijn de bestelde gerechten. De voorname ober herhaalt onze bestelling en een klein uurtje later kunnen we met smaak eten. En.... voor het eerst in zeven maanden geeft Koen een fooi. Waarmee bewezen is dat obers die bestellingen herhalen betere obers zijn.

De (hete) douches koelen ons bezwete lichaam af, maar eerst moeten we een vleermuis uit 'bathroom 14' jagen.

dinsdag 3 april

Na een tamelijk tropische nacht (oerwoudgeluiden) op de parking van het Elephant Motel zijn we rond 10 uur op weg naar het zuiden. We rijden langs de enige grote weg naar Dar, en dat zullen we geweten hebben: als er al verkeer is, is het zwaar verkeer: vrachtwagens, en volgeladen bussen. Het landschap is heel weids en groen: aan de linkerkant van de weg de Paremountains, die ook wel de Galapagos van Afrika genoemd worden omdat de vegetatie er zo verscheiden is, aan de rechterkant vlakte zo ver het oog reikt. Soms struikgewas, soms sisalplantages. Soms bomen, maar steeds mensen onderweg. Sommige families zitten aan de kant van de weg met één of twee zakken houtskool, die ze wellicht willen verkopen. Andere Tanzanianen zitten gewoon onder een boom te zitten, of hoeden hun geiten of koeienkuddes die aan het grazen zijn. Af en toe rijden we over een uitgedroogde rivier, die meer op een canyon lijkt: de rode aarde is enorm diep weggespoeld.

Het moment van de dag komt echter bij onze stop in het wegdorp Hedaru. We hebben brood nodig en stoppen bij 'onze vrienden de vrachtwagens'. Brood hebben we gauw gevonden : aan een Coca-Colakiosk liggen enkele zakken gesneden wit brood (geen PU-schuim meer, emi) en Sofie vindt ook chapati's in een restaurant. Let wel: dat is eigenlijk meer een houten barak, waar mensen al aan het middagmalen zijn: op het menu staat soep (waarschijnlijk mais) een stuk gekookte kip en een bord met chapati's. Naas gaat ook op zoek naar Mirinda lemon en in het zoveelste winkeltje vindt hij er. Piet blijft in de non terwijl wij het dorp intrekken. En dat blijkt het ECHTE Tanzania te zijn!

De dorpskinderen lopen de hele tijd achter de musungu's aan en zijn nieuwsgierig naar waar we gaan. De straten zijn gewoon rood stof, en helaas liggen ze ook vol met vuiligheid. Stukken plastiek, oude schoenen, stukken stof en maiskolven zijn maar enkele van de dingen die hier weggegooid worden. In sommige straten wordt er ook gewoon midden op 'straat' een klein vuurtje gestookt bij wijze van vuilnisophaling. Hoe verder we van de grote weg afdwalen, hoe vriendelijker de mensen goeiedag zeggen. We komen plots op de lokale markt, en die is prachtig en kleurrijk. Vele vrouwen zitten onder gammele houten afdakjes en hebben tomaten, papaya's, uien, en allerlei Afrikaans lekkers uit de groententuin opeengestapeld en als Koen enkele tomaten koopt en die in het Swahili telt, weten ze meteen drie kramen verder dat de musungu ook Swahili spreekt. Hij charmeert de hele markt en zorgt voor algemene hilariteit. Stel je voor, een blanke met een reuzencamera die tomaten koopt. Hij mag dus ook vele vrouwen fotograferen, en ook de kinderen zijn dankbare fotoslachtoffers. Een klein jongetje met een oranje plastieken ring die hij voortrolt, doet het zelfs meerdere keren voor voor de foto en moet dan hartelijk lachen als hij zichzelf op het schermpje ziet.

Aan de andere kant van de weg, meer naar de bergen toe en dus lichtjes bergop, trekken we nog dieper het dorp in. We zien hutjes waar vrouwen gezellig aan het bijkletsen zijn nadat één van hen naar het 'hospitalu' geweest is en een schriftje met haar 'dossier' meeheeft. Huisjes waar mama op de stoep enkele stukken zeep te koop aanbiedt terwijl haar kinderen naast haar zitten. Huisjes waar mama net maispap aan het koken is onder een afdakje van bladeren. Alles ziet er primitief, maar proper uit en huizen die op het eerste gezicht net ruïnes lijken, zijn binnen toch wel proper en net. Sommige kinderen hebben ook hele propere kleren aan, terwijl er andere in vuile gescheurde t-shirts rondlopen. Maar allemaal lachen ze hun hagelwitte tanden bloot en zijn ze supervriendelijk.

Na een tijdje zijn we nog steeds niet aan het einde van de straat geraakt, maar 'straat' is een groot woord: het is eerder een soort breed bergpad in rode aarde, dat wel minder vuil en slordig wordt, naarmate we vorderen en verder van de grote weg afraken. We zien nog werkmannen die met de hak op de rug van hun werk terugkomen. Timmerlui die op een draaibank poten voor een bed aan het draaien zijn. Mannen die met de hand pen en gat aan het beitelen zijn in planken. De maalderij, waar men graan aan het malen is. Het meel wordt dan in grote plastieken emmers opgeslagen. Even later bij een klein winkeltje wil een man me een schoolboek voor grade 1 and 2 verkopen Het vak is 'civil rights' en de eerste vraag is 'What is a nation?'. 'Can you read this', vraagt hij. Ik lees het voor en onmiddellijk staat een bende van wel twintig kinderen rond me. Helaas heb ik geen geld op zak. Als we bijna weer bij de asfaltweg zijn, zie ik een meisje met hoofdoek en een wit met groen schooluniform met een schrift in haar hand. Ik vraag haar of ze naar school gaat, en ze antwoordt dat ze proefwerk van geschiedenis heeft. Ik mag in haar schrift kijken. Ze vraagt of ze haar school eens moet tonen. Natuurlijk zeg ik ja, en ze neemt ons op sleeptouw naar de Mkombosi secondary school in Hedaru. Het is een verzorgde campus, met 'barakken' waarin wel 50 scholieren met wit en groene (voor de meisjes) en bruin met witte (voor de jongens) uniformen zitten. Het meisje, dat Krispina heet, toont ons grade 1, grade 2 en grade 4 en overal zit het lokaal overvol. Ze neemt ons ook mee naar de leraarskamer war drie leraars aan bureautjes hun examens aan het verbeteren zijn of hun lessen aan het voorbereiden zijn. We maken kennis met de lerares Engels, de leraar chemie en de lerares Engels en Aardrijkskunde. Telkens stelt Krispina hen aan ons voor met de woorden : 'this is madame ... and she is the Englisch teacher in Grade 1'. De "leraarskamer" is eigenlijk een groot lokaal en de bureautjes staan netjes aan de kant rond om rond opgesteld. De rest is kaal en leeg. Het is daar wel erg fris,want vensters zijn hier onbestaand: het zijn gewoon roosters. Ze hebben ook (al tien jaar geleden) bomen aangeplant die voor aangename schaduw zorgen. De lijzige lerares Engels die wel twee minuten met mijn hand in haar hand blijft zitten, zegt aan Krispina dat ze ons naar het bureau van de headmaster moet brengen en dat doet ze ook. Ze klopt beleefd aan, en zegt dan dat we binnen mogen. In de kamer ervoor zit de secretaresse aan een tafeltje dat vol staat met computerapparatuur. De headmaster vind het erg speciaal dat wij naar zijn school gekomen zijn, want hij had ons al langs de weg gezien toen we aan het winkelen waren, en vroeg zich al af wie we waren. De 'second headmaster' vraagt zich af wat we hier in Tanzania komen doen. We mogen het guestbook ondertekenen en komen zo onder de namen van Tanzaniaanse ministers en zo te staan. We feliciteren hem nog met zijn leerlingen en hij is beslist fier op Krispina, want hij zegt 'this is how we want our students to be'. Tenslotte vraagt hij nog of we zijn school niet kunnen sponsoren want ze zouden graag een internaat bouwen voor de leerlingen die van heel ver komen, want nu moeten die een kamer huren in het dorp, en blijkbaar zorgt dat voor problemen in hun vrije tijd. Dus wie van de lezers zich geroepen voelt....

Het is net pauze (een leerling luidt een bel die aan een boomtak hangt) als we weer op weg naar de weg gaan. Piet en Naas zitten ons op te wachten in de non. We kunnen weer vertrekken. Het is al na de middag, maar de Pangani river campsite is niet meer ver, dus we drinken wat "heilig water" en gaan weer op weg. Inderdaad, na enkele luttele kilometers zien we al een wegwijzer. We moeten even de piste op, over de spoorlijn, en dan zijn we al aan de rivier. De apen verwelkomen ons op de campsite die bestaat uit een net geveegde gras- en aardevlakte, palmbomen, thorntrees en struikgewas. We kamperen net naast de overvolle rivier, en picknicken aan een dubbele picknicktafel met echte houten stoelen. Het avocado-met-geplette-banaan-en-gesnipperde-uitjesslaatje van Heidie smaakt heerlijk, en ook de tomaatjes van het marktje van Hedaru zijn overlekker bij het verse brood.

Na het eten beginnen Naas en Piet meteen hout te sprokkelen voor de grote worsbraai van vanavond. Sofie haakt een heel stuk met de oranje wol van Hanne. Koen legt zich te lezen, Heidie gaat de was doen in het WC-en-douchehutje, Thomas maakt een proefwerk Nederlands voor Sofie, dat ze met 16/20 tot een goed einde brengt, en ik typ dit verslag, omdat ik meeding naar de prijs van het meest uitgebreide reisdagboek.

Rond vijf uur besluiten Koen, Sofie en ik een wandeling te maken naar de Zebra campsite, die enkele kilometers verder aan de rivier ligt. Op onze wandeling zien we een hornbill op een dode boom zitten, sporen van een grote katachtige die we niet echt goed kunnen definiëren (een cheetah?) lopen we naar de Panganirivier langs een uitgedroogde rivierbedding waar een vrachtwagen in gereden is om er zand op te scheppen.

De Zebra campsite is helemaal omheind, en de poort is met een groot maalslot gesloten. Maar geen nood, daar komen meteen drie mannen aan die Sofie alvast binnen laten, maar van Koen en ik geld willen. We staan wat te zwijgen, en opeens laat één van de drie ons toch binnen. We zien een mama en kindje zebra, een ezel, veel geitjes, veel guinea fowl en een pig, we mogen op een gammele brug over de rivier die gemaakt is van oude spoorstaven waar ze houten planken op gelegd hebben. Het gaat avontuurlijk van wiebel wiebel, maar we zien geen krokodillen of nijlpaarden. We mogen nog verder in de campsite, die op zijn Afrikaans echt slordig is, maar wel enkele luxueuze stenen huisjes heeft voor toeristen. Verder lopen er nog drie impala's in het park en zitten twee baby koedoes in een veel te klein hokje, de arme beestjes! Ze hebben ook nog een volière. Sofie is zielsgelukkig dat ze zoveel dieren kan bewonderen. Als de zon aan het ondergaan is, leggen we aan de mannen uit dat we terug moeten. Een van hen spreekt nl wat Engels. En aan de poort staat buiten een echte Masai, met rode gewaden aan, een lange stok en grote gaten in zijn oorlellen. We geven de mannen een hand, en ook de Masai wenst ons goeiedag met een handdruk.

Sofie wil langs de spoorlijn terugkeren, en dat doen we ook, terwijl we de ondergaande zon tegemoetlopen. Het wordt schemerdonker en als we weer aan de Pangani river campsite zijn, is het zo goed als helemaal donker. Naas is erin geslaagd om met zijn Swedish fire steel een groot vuur te maken, maar heeft wel duizend keer moeten proberen, voor er eindelijk een vonk was die zijn tondel (te nat) in brand wou zetten. Thomas en Heidie hebben het eten voorbereid, en de rijst staat al op het vuur. Naas is de braaimeester en kruidt het vlees.

Nu is het klaar, en gaan we eten. Dada.

De Heidie en Thomaspot schaftte rijst met een lekkere tomatensaus, boontjes en worteltjes uit de snelkookpan en twee soorten wors en twee soorten beef. De douche samen met Sofie was voor mij een echte oerwoudbelevenis, want de groep voor de elektriciteit van de campsite was al uitgeschakeld, en dus moesten we met onze hoofdlampen in het douchehokje. Het water was koud, maar zeer verfrissend.

* kaka is broer in het Swahili!

woensdag 4 april

Als Thomas en ik wakker worden in onze bruilofssuite in het dakappartement, zijn we 26 jaar getrouwd. En we krijgen vanuit de tegenoverliggende suite een gelukkige trouwverjaardag toegewenst, zelfs van emi, die erin geslaagd is haar wensen op de juiste dag tot in Tanzania te krijgen. Het ontbijt is luxueus, want we krijgen verse toast van op de barbeque met aardbeienjam. Van de knuffels krijgen we een Belgisch pakje koekjes.

Na het bezoek van enkele wevertjes (gele vogeltjes waarvan we een rond bol nest zien zitten in het riet aan de overkant van de rivier) en na een hele grote glimlach van de camping assistant omdat Koen geen receipt vraagt, gaan we op weg.

De reis voert ons weer over dezelfde grote weg naar Dar, en we zien weer hetzelfde tafereel: de Tanzaniaan onderweg. Speciale features vandaag zijn: een man met een jongen achterop en op de schoot van de jongen een geit. Veel houtskoolzakken langs de weg, en ook een dorp waar er alleen maar hutjes met strooien daken zijn en haast geen golfplaten en slechts één stenen huis. Het verwondert me nog steeds dat de huisjes zo klein zijn. Ze zijn meestal langwerpig en smal, en hebben een deur in het midden en aan weerskanten van de deur een "venster". Glas is niet nodig in dit warm klimaat, en ook af te raden, want het is veel frisser met een beetje wind in huis. Vele huisjes hebben luiken, en anders heeft men er een stuk hout of karton tegen gespijkerd. De kleur van de eventuele baksteen is altijd donkerrood, zoals het gesteente en het zand hier. Daarom zien de huizen er ook vuil uit, als het regent spettert het rode stof tegen de eerst witte of toch bleke muur.

In Mombo, dat een knooppunt voor bussen blijkt te zijn, moeten we naar links, de bergen in. De weg is nog steeds geasfalteerd, maar nu steil en smal. Toch slaagt Koen er telkens in een tegenligger door te laten of zelfs vrachtwagens en bussen te laten voorbijsteken. Want wij gaan traag maar zeker omhoog, aan 20 per uur. Na ongeveer drie kwartier zijn we aan de Soni Falls, waar ook een dorp is, en daar houden we halt en picknick. We slenteren wat door het dorp, dat er eigenlijk erg vuil uitziet. Aan de ingang zitten vele vrouwen met tomaten, appels, peren, en ander fruit op grote ronde schalen. Telkens als er een bus stopt, zetten ze de schalen op hun hoofd en proberen ze hun waar te verkopen. Ook aan ons, maar we hebben onze inkopen al gedaan. De schoolkinderen die er meestal erg groezelig uitzien, vinden ons een echte curiositeit. We zien een meisje met lange donkerblauwe rok, witte bloes (het lokale uniform dus) en lange winterlaarzen maat 38 terwijl ze zelf waarschijnlijk acht maten kleiner nodig heeft.

Thomas, Sofie en ik gaan na het middagmaal en de koffie (ze is te slap, want ik heb ze gezet) naar de Falls langs en heel steil paadje. Twee mannen zitten in de watervallen de was te doen. Een neemt zelfs een bad. Sofie wordt onze staatsiefotografe en neemt enkele 'trouwfoto's' aan de waterval, en met zicht op het dal. Het is echt heel mooi en groen. Jammer genoeg smijt men de vuilnis langs de rand van de weg in de rivier, en zijn de steile oevers helemaal vervuild. Het landschap is nochtans prachtig. De vegetatie is heel gevarieerd, er zijn cactussen, bolronde bomen, struiken, palmen, en alles is enorm groen. Samen met de rode kleur van de aarde is dat een vrolijk gezicht. Sommige struiken staan in bloei en dus komt er soms ook nog helrood of helgeel bij. Geen wonder dat deze Tanzanianen zulke vrolijke mensen zijn.

Het ziet er nochtans niet echt rijk uit in deze streek: voor de huisjes zitten weliswaar mooi geklede vrouwen, maar ze verkopen enkele schamele dingen: enkele tomaatjes, enkele zakken houtskool, enkele stukjes zeep,... en met de opbrengst daarvan moeten ze dan wellicht leven.

Na nog een klim langs een pittoresk baantje met bomen aan weerszijden en met heel veel akkertjes op de flanken van de heuvels komen we aan in Lushoto. In de gids wordt het beschreven als een Beiers bergdorpje omdat de vroegere Duitse settlers hier een soort ontspanningsoord gebouwd hebben om in de frisse lucht van de bergen te kunnen verblijven en weg te kunnen van hun hete en warme plantages.

Omdat het vandaag een feestdag is, kiezen we voor het sjieke Lawns Hotel met een golfbaan met 10 holes en double bed bungalows. Onder het afdak naast de mooi gemaaide lawn drinken we eerst een pintje Serengetibier. Speciaal voor het bruidspaar staat er een prachtige ruiker lelies op de mooi geboende tafel.

Nu naar het dorp om up te loaden, want hier is het volgens Naas veel te duur (1000 shilling voor een kwartier)

Het dorp is een belevenis. Wij kijken onze ogen uit, terwijl de nonbewoners dit 'business as usual' vinden. Heidie vindt dat het dorp 'wel iets heeft'. Wat het heeft is: Afrika: eigenlijk is het geheel een vuile, kiezige boel, maar door de vele mensen die erin lopen en de kleurige wirwar van winkeltjes en standjes kun je niet anders dan ervan genieten. Hier op een straathoek zitten de houtskoolverkoopsters, de houtskool ligt in kleine torentjes op de grond op een zeil uitgestald, zelf zitten ze op omgekeerde emmers. De houtskool en de grond errond zijn pokezwart, maar de kleren van de vrouwen zien er keurig uit. Sommigen hebben ook nog een baby op schoot. Daar zijn dan weer stalletjes, die misschien drie vierkante meter verkoopsoppervlakte hebben en daar hangen dan panjes en andere stoffen tot aan het plafond in. Soms zit er ook nog een naaier of naaister achter een naaimachine in. Een heel tof winkeltje is dat van de lokale couturier: aan de muur hangen drie posters met modellen op, en die kan je dan bestellen. De zaken schijnen goed te gaan, want zijn orderboek staat goed vol.

Een eindje verder is de markthal, die goed op die in Moshi lijkt. Aan de rand van de markt zijn dan de klerenwinkels met afgedankte kleren uit Europa of Amerika. Het speciaalst zijn de schoenmakers: oude schoenen poetsen en schrobben ze zo goed, dat ze haast nieuw lijken. We willen een olielampje gemaakt uit een oude conservenblik kopen, maar Naas vindt dat de verkoper veel te veel vraagt, dus we laten de olielampjes voor wat ze zijn.

Aan de "fruitafdeling" zitten veel vrouwen met peuters. Die kruipen gewoon rond door het rode stof. Schoolkinderen lopen in groepjes bijeen en roepen ons 'musungu' 'musungu' toe. Sommige durvers geven ons zelfs een hand. Na aankoop van enkele panjes en wat mondvoorraad, is het tijd om terug naar ons 'Lawns Hotel' te gaan, want we hebben een eetmaal besteld bij de kokkin. Eerst vindt Naas nog een internetcafé, zodat we de site kunnen uploaden en kort even kunnen chatten met Barbara en ook superkort met Emma.

Als we boven op onze berg komen (want de 'lawns' zijn echte gemaaide grasvelden op een heuvelrug, en mooi aangelegd in terrassen), komt de kokkin melden dat alles klaar is, behalve de rijst. "Hakuna matata" (geen probleem) zegt Heidie en ze lacht haar tanden bloot van contentement. Ze heeft voor ons dikke groentensoep gekookt en pepersteak of kip met friet. Met een pintje (in een Stellaglas!) erbij laten we het ons goed smaken op deze feestelijke dag.

Na een bezoek aan de bar waarin de Grieks-Cypriotische eigenaar allerlei toeristische borden en munten van 'all over the world' verzameld heeft, zoeken we onze daktenten op. Hier hebben we wel slaapzakken nodig, want we bevinden ons op meer dan 1000 meter hoogte in de bergen, en mede door de vochtigheid van het seizoen is het 's nachts wel frisjes.

donderdag 5 april

Ons voornemen om vroeg op te staan, lukt, want Piet de vroege vogel zit al van rond half zeven beneden naar Prison Break te kijken. Tijdens het ontbijt aan de grote houten tafel onder het afdak doet Heidie de was van zeven man. Ze mag ze ophangen onder het afdak van de hoteltuin. Dan gaan we op weg voor een voettocht naar Irente farm en Irente viewpoint. Naas gaat niet mee en zal de filmpjes over de Mountain of God klaarmaken op de computer. Gelukkig heeft Amos, de gids, ons vertrek niet gezien, want hij draait al een hele dag rond ons heen om voor ons als gids te fungeren. Maar wij hebben de stafkaart in de lobby en de Bradtgids goed geraadpleegd en denken dat we Irente wel zelf kunnen vinden.

En ja, dat kunnen we, want de weg die we nemen is meteen de juiste. Met een Swahilisprekende madam als Heidie bij ons is het ook niet moeilijk om de weg te vragen. Langs een bosweg in rode aarde vorderen we snel bergopwaarts. Het is warm, maar er staan overal bomen langs de weg, en dus wordt het een heerlijk tochtje. Op bijna elke splitsing staan huisjes en winkelstalletjes. Halverwege zelfs een moskee. En overal mensen onderweg. Wij gaan bergop, de bevolking gaat bergaf: naar de markt in Lushoto. Op dit uur van de dag zijn alleen de kleuters en peuters thuis met hun mama's. Het valt enorm op hoe vrolijk de kleine kinderen zijn. Met hun kleine handjes, die rood zijn van in de aarde te spelen, wuiven ze ons al van ver toe. Steevast roepen ze 'Jambo', 'habari'. En wij antwoorden dan "msuri sana". Ook de volwassenen onderweg zijn even vriendelijk. Iedereen groet ons, en wij groeten terug.

Deze streek is heel vruchtbaar en overal zie je de mannen op hun akkertjes werken met de hak, hout hakken of zagen. Anderen hebben een 'schoenmakers- of fietsherstelstalletje'.

Na een uurtje komen we aan in Irente Farm. Het is een soort ecologisch centrum waarschijnlijk gerund door een blanke, want de manager heet Peter Muller of zoiets. Ze verkopen er kaas, roggebrood, zelfgemaakte jam en kwark. We drinken er onder een prachtig en technisch heel ongewoon geconstrueerd hout-met rieten afdak heerlijke Tanzaniaanse thee. Ondertussen bestellen we onze lunch, voor als we terugkomen van het viewpoint.

Naar het viewpoint zijn het nu nog 1,7 kilometers, en in een wip hebben we die afgelegd. Het is ongelooflijk de moeite als we daar komen: we zijn aan het einde van de heuvelrug en kijken nu duizend meter naar beneden over de Maasaisteppen, zo ver als je kan kijken. We zien de weg van Moshi naar Dar en kunnen de bussen en de vrachtwagens volgen, die als piepkleine matchboxautootjes door de vlakte sjeezen, maar toch hier boven te horen zijn. Het landschap beneden is heel vlak, met hier en daar nog een verloren 'berg' in de vlakte. Aan de kleur van het groen kun je ook de Pangani river volgen op zijn tocht naar de zee.

We blijven geruime tijd op het viewpoint staan, dat in feite een grote rotspunt is die uitsteekt boven de vlakte. Een 'valse gids' die ons de hele tijd gevolgd is, vertelt ons dat er ook nog een 'cave' is eronder. Daar gaan we dus ook nog even kijken, maar het is in feite gewoon de overhangende rots waar je onder kunt kruipen. Hier is het wel erg winderig. Bij het terugwandelen ontmoeten we de enige twee 'musungu's' van de dag, waarschijnlijk twee Nederlandse meisjes. Het is hier dus wel op toeristen voorzien, maar wij hebben er nauwelijks gezien. Sofie mag een echte kameleon op haar hand zetten, ze slaakt gilletjes, want blijkbaar knijpen de klauwen van een kameleon nogal hard.

Òmdat Piet en Sofie honger hebben, zetten we er de pas in en weldra zijn we dus terug op Irente Farm. Daar staat onze lunch al helemaal klaar: lekkere sneden roggebrood, groenten (komkommer, tomaat, wortel, paprika), verse boter, kwark met kruiden, en plum jam. Daarbij krijgen we mangosap als drank. Gewoon heerlijk!

Tijdens de terugtocht zien we dezelfde mensen van vanmorgen nu terug naar huis gaan met hun gekochte waren op het hoofd. Wat dat dan is? Een mevrouw is vanmorgen met een lege bak cola naar beneden vertrokken en heeft nu een volle bak weer mee. Waarschijnlijk heeft ze dus een winkeltje in haar gehucht. Sommige mensen zijn met graan naar de maalderij geweest, en hebben nu meel weer mee, in dezelfde zak op hun hoofd. Anderen hebben tomaten of een fles olie of een stuk stof in hun kabas mee.

Aan de laatste splitsing gaan Koen en de kinderen naar links, Heidie (tolk) en Thomas en ik naar rechts, dorpwaarts, want we hebben vlees nodig voor vanavond. Een slagerij? Dan vraag je dat toch gewoon? Tolk Heidie doet voorbeeldig haar werk een een sjiek meisje gaat zelfs mee met ons tot achter de hoek.

Wat heb je nodig om in Lushoto een slagerij te openen? Een 'kot' (een kleine winkelruimte van ongeveer 8 vierkante meter, betegeld, beton op de vloer). Een toonbank met een weegschaal. Enkele gewichten. Enkele haken aan het plafond. Een heel scherp mes en een hakbijl. Een hakblok dat oorspronkelijk een boomstam was. Een oude krant om het vlees in te verpakken. Drie halve beesten en veel vliegen. Da's al. Voor Heidie haar bestelling gaat de 'butcher' speciaal een plastieken zak kopen in de winkel naast hem. Een kilo ngombe waarvan de helft been, pees en vliezen is, kost hier 2000 shilling. Terwijl ik gedurende één uur dit verslag typ, is Heidie het vlees aan het kuisen en snijden, en dat duurt dus precies even lang.

Dit verslag typ ik met een Tuskerbiertje bij de hand en met een aperitiefje onder de vorm van crackers met kaas en tomaat. Ondertussen is Heidie klaar met vlees snijden en in de keuken verdwenen. Sofie is haar tweede proefwerk Nederlands van Thomas aan het maken, en de 'mannen' onderhouden zich over het wereldnieuws. De pot schaft vanavond koeienvlees in saus met pasta.

vrijdag 6 april

Als we vroeg genoeg kunnen vertrekken belooft de chauffeur ons dat hij vandaag tot in Peponi Beach Resort rijdt. Dus, om 9 uur staan we vertrekkensgereed. Naar beneden rijden gaat duidelijk veel sneller dan naar boven, we zijn vlug weer uit Lushoto. Bij de sisters van Saint Eugene even buiten het stadje kopen Heidie, Sofie en ik nog twee bolletjes kaas, een potje plum jam en een flesje bananenwijn voor vanavond. Het jonge enthousiaste zustertje loopt de benen vanonder haar lijf om voor ons de sleutel van het winkeltje en wisselgeld te halen, en gaat zelfs mee tot aan de poort. Ze is zot van Sofie. 'I love you' zegt ze en ze heft Sofie op om haar een knuffel te geven. Sofie laat haar lijdzaam begaan.

Vandaag is weer iedereen onderweg of aan het werk. Aan de rand van de weg zitten bijvoorbeeld de steenkappers en de zandverzamelaars. Met een zak halen ze zand van beneden in de rivier en dan gooien ze het op hoopjes langs de wegkant, waar het dan door een vrachtwagen opgehaald zal worden. Een goedkope manier van lokale zandwinning. Maar het moet erg hard werk zijn. De kerels zien er behoorlijk pezig uit. Ook zo met de steenkappers, die soms nog jongens zijn. Van grote stenen maken zij steengruis. Hun enige gereedschap is een zware hamer.

Omdat Thomas en ik by courtesy of de kinderen De Vaere nu steeds vooraan mogen zitten, doe ik vandaag een studie van wat men allemaal op het hoofd kan transporteren: vooral emmers en zakken zijn hier populair om de koopwaar of aangekochte waar in te vervoeren. Maar we zien ook mensen enkele takken tot een hele bussel hout, een enorme hoeveelheid gras, een grote mand, of een plastieken zak met een kip in op het hoofd meedragen. Op de fiets vervoert men planken, zakken houtskool, een medetanzaniaan of -tanzaniaanse, twee emmers boven elkaar en aan weerskanten van de bagagedrager nog een waterbidon, alles wat van en naar de markt moet, gaat zo mee.

In Soni is het vandaag drukker dan eergisteren. Weer zijn we verbaasd door het ongelooflijk kleurige tafereel dat zich hier elke dag schijnt voor te doen. Zoveel mensen samen, zoveel lekkere groenten en fruit en zoveel verschillend geklede vrouwen. Zelden zie je dezelfde kledij. De mannen en jongens hebben meestal een lange broek en een westers T-shirt aan, en de moslims dragen een ovaal hoedje op het hoofd. Anderen hebben rastamutsen of gewone Amerikaanse petjes op.
Sommige vrouwen, en meestal die met een kleine baby op de rug hebben een parasol mee. De baby blijft dan lekker in de schaduw.

Na een uurtje bergaf zijn we weer in Mombo waar we weer op de vlakke weg naar Dar kunnen rijden. De dorpjes komen tamelijk snel na elkaar. Overal hetzelfde tafereel, maar niet ieder dorpje is even rijk: soms komen we door nederzettingen waar iedereen in een lemen huisje met strooien dak woont, en waar de kinderen voor het huisje onder een boom in het rode zand spelen. Sommigen hebben een voetbal die uit een varkensblaas gemaakt is, sommigen een wiel dat ze met een stok voortduwen, anderen een zelfgeknutselde auto aan een touwtje dat ze van gevonden restjes geknoopt hebben. Soms zie je er ook die hun auto aan een stokje voortduwen.

Meisjes zitten met zijn tweeën gezellig onder een boom: de ene vlecht het haar van de andere. Als je er begint op te letten zitten er echte kunstenaars tussen die vlechtsters. Sommige kapsels zijn echte fijne kunstwerkjes. In Korogwe komen we voorbij een postkantoor en daar posten we onze eerste postkaartjes. Benieuwd wanneer die zullen aankomen, want het is hier overal gesloten, wegens Goede Vrijdag. In Segera splitst de weg: we nemen de afslag naar Tanga en tanken 100 liter. Weldra zien we de cementfabriek van Tanga aan onze linkerzijde. Nu zijn er geen Usambara Mountains meer te zien. We hebben honderden kilometers naast en over de spoorlijn gereden, en geen enkele trein gezien. Er werd nochtans hier aan daar aan die spoorlijn gewerkt, dus ze wordt nog gebruikt.

In Mugeza stoppen we voor de picknick. We worden vocaal begeleid door de luidspreker die vanuit de moskee over het dorp schalt. Het landschap is hier groen, groener, groenst. Je ziet de vegetatie stilaan veranderen van sisalplantages naar meer palmbomen. In de verte 'ruik' je de zeelucht.

In Tanga komen we aan het Tanga Railway Station dat nog door de Britten gebouwd werd. Tanga was ooit de grootste ivoorhaven van Afrika, en was ook ooit de hoofdstad van de Duitse kolonie. De Britten probeerden tijdens de Eerste Wereldoorlog twee keer Tanga in te nemen, langs de zee lukte het niet: 800 dode Aziatische soldaten. Langs de weg naar Moshi lukte het twee jaar later wel. Vandaar dat er in Tanga zowel Duitse als Britse koloniale gebouwen staan. Je ziet goed dat dit in het begin van de twintigste eeuw een enorm sjieke en welvarende stad geweest moet zijn. Nu is het vooral vergane glorie, hoewel Heidie en Koen vinden dat de asfaltstraten er heel goed verzorgd bijliggen. Sommige gebouwen zijn inderdaad al helemaal gerestaureerd, andere zijn totaal in verval en zien er op zijn zachtst gezegd 'beschimmeld' uit. Nochtans is de architectuur heel mooi: de gebouwen hebben meestal twee verdiepingen, en er is bijna altijd een overdekte 'gaanderij' zodat je in de schaduw kan lopen.

Jammer genoeg is er in de 'center' weinig te beleven wegens feestdag. Alle winkeltjes zijn gesloten. We wandelen dan maar naar de haven. Naas en Piet proberen van de port authorities de toelating te krijgen om de haven te bezoeken. Een enorm sympathieke politieagent doet een hele parlé, en zegt zelfs een gebed voor ons en legt uit dat we op een working day naar zijn superiors moeten terugkomen en een permit moeten aanvragen. Hij heet Mozes (Moshe) en he is a Christian. Hij zou zo in een film kunnen spelen. Al lachend nemen we afscheid van hem, hij geeft me wel drie keer een hand.

Onze inkopen voor de komende dagen worden gedaan langs de Pangani road: daar zijn winkeltjes van moslims en die hebben vandaag geen sluitingsdag. Met voldoende brood en melk gaan we nu richting Pangani waar we na ongeveer 30 kilometer de Pepponi Resort hopen te vinden aan de Indische oceaan.

Piste rijden - maar dit is een zeer goede piste zeggen de nonbewoners - is een kwestie van hobbelen en bobbelen en het gerammel van de daktenten te doorstaan. Vooral achteraan is het op en neer, heen en weer. Heidie nodigt me voor de laatste kilometers naar vanachter uit om dit mee te maken: alles rammelt op de grond (brood, water, Cds, alles wat los zit) of rammelt open : ze moet constant kijken wat er naar beneden kan donderen. Als dit maar een uur duurt zoals vandaag, is dat te doen, maar een hele dag! Niet te onderschatten.

Aan onze linkerzijde is de oceaan af en toe te zien in de verte. Je ruikt het ook als je je hoofd buitensteekt. Naar buiten kijken is nog steeds een belevenis voor mij. Hier langs de Pangani road staan alleen maar hutten, en ik vind het echt om je ogen uit te kijken om te zien wat de mensen allemaal aan het doen zijn. Meestal niet veel: zitten of babbelen, en de kinderen spelen met het weinige dat ze hebben, meestal is dat : niets.

Peponi wordt gerund door een Engels koppel, en het is in feite volzet wegens het paasweekend. Gelukkig laat de baas er ons toch nog in en mogen we aan de rand van het domein staan, met zicht op de Oceaan. Voor we helemaal stilstaan, is Sofie al in haar zwembroek en hop in de zee. Heidie, Thomas en ik volgen haar. Sofie mag mee met mij naar de dhow zwemmen die hier voor het 'bountystrand' in zee ligt. We klimmen erop en Sofie springt dan in zee, onder mijn toeziend oog. De zee is badkuipwarm, dus een verfrissend gevoel is het niet, maar als je kletsnat in je bikini op die dhow in de wind zit, is het een fris gevoel. Want gezweet hebben we volop vandaag! De kust is duidelijk vochtiger en heter dan de bergen. Bovendien is de kust hier ook mooi : een wit zandstrand en palmbomen erlangs, wat wil je meer . Helaas is dit dus wel een echte 'camping': het zit hier vol met expatriates die een paasvakantie of een paasweekend komen kamperen met hun caravan of jeep. Ook veel families en vooral blanken: Nederlanders, Zuid-Afrikanen, het is een rare gewaarwording om na een halve week weer tussen de blanken te komen. Je wordt het snel gewoon de enige 'musungu' te zijn.

Nu is Heidie met de hulp van Thomas patatjes en ei met tomaat aan het bakken, en zetten Piet en Sofie het tentje op in de donkerte. Hier zullen we twee dagen blijven, dus het is leuker en frisser als er enkelen in de tent slapen.

Nu heb ik hier weer een uur zitten typen en is het pik en pikdonker. Dus ... Thomas komt naast mij staan en zegt de wijze woorden: 't is genoeg.

Zaterdag 7 april

Wat is er exotischer dan van de warmte van de zon op je benen wakker worden in je daktent, je ogen opendoen, verblind worden door de felte van de zon, toch naar buiten kijken en de Indische oceaan en een palmboom zien? Jammer genoeg is het wel veel te warm hier. Het frisse windje van gisteren is gaan liggen. Gisterenavond zaten we nog tot omstreeks middernacht rond de kampeertafel met zicht op de oceaan te genieten van het uitzicht, de spannende Belgiëroddels van Thomas en ... van de opkomende maan. Aan de horizon verscheen een zwak gelig-oranje licht, dat sterker werd, en eerst veranderde in een oranje maan. Daarna steeg de maan en werd ze wit. Ook de Melkweg en de Grote Beer (maar met het 'pannetje' omgekeerd) waren heel gemakkelijk te herkennen. Orion zat wat achter de bomen verstopt, maar was toch zichtbaar.

For the record: Hilde deed gisteravond de afwas en zette vanmorgen de koffie en de thee. Sofie en Piet, die in een tentje naast de non geslapen hadden, waren al veel langer wakker wegens te warm en zaten al in de non te computeren. Na het ontbijt verdwenen de mannen plots naar de mangrovebossen, want het was laag tij. De zee is dan als een spiegel zo glad en er ontstaat een heel lang strand, van het formaat van Zeebrugge plage. Ik, die een miniwasje gaan doen was bij het sanitair blok (dat hier 'ablutions' heet en een houtgestookte installatie voor warm water heeft) mis het vertrek van onze chauffeur en onze assistent kok, en ga hen op aanwijzing van Naas achterna, maar vind hen niet. Ik geniet dan maar op een wandelingetje alleen van het prachtige zicht op de zee met de vele zeilboten van de vissers, de groene mangrovebomen en de omhoogstekende wortels errond, de zompgeluiden als je over het harde zand loopt, de vele piepkleine krabbetjes die vlug in hun holletje kruipen als ze voelen dat ik eraan kom. Af en toe komt er een vrouw met een grote bussel hout op het hoofd voorbij, en tussen de rotsen zijn enkele mannen iets aan het vezamelen in een grote zak. Hoe verder ik van de campsite wandel, hoe eenzamer en Afrikaanser (want geen musungu's met fototoestellen meer in de buurt) het strand wordt. Omdat ik Koen en Thomas niet vind, keer ik maar terug en verzamel ik enkele mooie schelpen en stukken aangespoeld koraal.

Sofie heeft ondertussen enkele vriendjes gemaakt in het omheinde (kinder)zwembad. Ze spreken Nederlands, Swahili, Engels en een beetje Frans, vertelt ze, want ze hebben een Nederlandse mama en een Engelse papa en ze wonen in Moshi. Hier zijn inderdaad vooral blanken vakantie aan het houden. Wij hebben de pech dat we in de felle zon staan, alle andere kampeerders hebben een rieten afdakje waaronder ze in de schaduw kunnen zitten. In de non - met alle vensters en deuren open - is het nog het meest fris. Hier zitten Heidie (een brief naar vake en moeke) en ik (dit dagboek) nu onze ochtend door te brengen. Piet staat te wachten om te mogen gaan internetten, en hij zal dan dit dagboek uploaden.

Naas is naar het dorp verdwenen, want hij heeft gisteren al een visser aangesproken en die fungeerde als contactpersoon voor een andere visser die hem vandaag zijn boot wil verhuren. Onze meegebrachte bougie is namelijk de juiste, en gisterenavond heeft hij nog tot laat aan zijn buitenboordmotortje gewerkt. Nu staat het - afgedekt met een De Trogzak :) - op de non bevestigd met een groot maalslot. Als het vanavond weer hoog tij wordt, wil hij dan uitvaren.

Het middagmaal is nogal 'onaards': op een tropisch strand met de voeten in het zand, met zicht op de oceaan bij laag tij eten we vers stokbrood met provencekruiden, Heidies lekkere avocadoslaatje, groentetjes en ... voor de kinderen het voornaamste : salami van de keurslager. Hij zou het eens moeten weten

Alleluja, alleluja, morgen is het Pasen. Dus we wensen aan al onze trouwe lezers een ZALIGE HOOGDAG. Emma, bedankt voor de sms!

Vervolg van deze dag: Naas en Piet halen om beurten de boot dichterbij, want het tij komt nu helemaal op. En eindelijk is het uur van de waarheid daar: Naas start zijn motortje en .... het werkt. De beide broers varen uit en Naas filmt zelfs het gebeuren. Ondertussen zijn Koen en Thomas aan de praat geraakt met een koppel Nederlandse fysiotherapeuten uit Eindhoven die in Tanzania vrijwilligerswerk willen komen doen.

Bij een kopje koffie met onze voeten in het zand en in de schaduw van een soort mangrovestruik met luchtwortels plant de reisraad het verder verloop van ons verblijf. We hebben een dag 'reserve' en zullen dus met Pasen hier blijven. Eens benieuwd of de paasklokken tot hier zullen geraken.

Om vier uur is het tijd om naar het dorp te gaan om vis. Naas brengt me met zijn boottaxi ernaartoe. De boot bestaat helemaal uit hout, is heel smal en heeft twee 'vlotters' opzij voor het evenwicht. Afgezien van het feit dat je af en toe bespetterd wordt door het opspattende boegwater, is het comfortabel reizen. Bij onze aankomst in het dorp worden we meteen omringd door een horde plaatselijke kinderen en ook de eigenaar van de boot komt eraan om te zeggen dat Naas de boot op een andere plaats moet aanleggen. Maar Naas is nog niet van plan om aan te leggen. Hij vaart meteen weer uit het wijde sop in. Ondertussen zijn Koen en Thomas ook te voet langs het strand in het dorp geraakt. We vragen om vis te kopen en krijgen een 'blue fish' te koop aangeboden. Op onze wandeling door het dorp worden we hier en daar door een groep kleine kinderen omringd, die allemaal naar de musungu komen kijken en mij willen aanraken. Als Koen hen wil fotograferen, willen ze allemaal tegelijk op de foto en ze verdringen zich voor zijn lens. Ondertussen doen ze een gek dansje en zingen ze allen samen de lokale hit.

We vinden aan een heel klein groentewinkeltje de uien die we in Tanga vergaten te kopen. De verkoopster vindt het bijzonder vermakelijk dat wij haar winkeltje uitkiezen, maar ze is de enige die uien heeft! Ik vind hier ook de olielampjes gemaakt uit conservenblikken voor de helft van de prijs van in Lushoto (nu slechts 400 shilling voor twee).

Als we "thuiskomen" is de eigenaar van de boot tot bij de campsite gewandeld en eist zijn boot terug op. Naas wil hem eerst nog niet geven, want de afspraak was tot 'dark' en voor Naas is het om 17.30 u nog helemaal niet donker. Na een discussie krijgt de man zijn boot dan toch mee.

Thomas bereidt zich voor om de bluefish, die echt een soort lichtblauwe kleur heeft waarvan je denkt: is dat eetbaar? klaar te maken op de barbeque. Eens benieuwd hoe die zal smaken.

zondag 8 april

De bluefish smaakte voortreffelijk naar voorname vaste witte vis.

Na weer een heel warme zwoele nacht zonder regen (regenseizoen?) maakt de zon ons wakker. Na het ontbijt verdwijnt Sofie meteen naar het zwembad en Heidie naar de wasplaats. Koen doet een onderzoek van de groep rechtsachter in de non, want van daar kwam gisteren op de piste een verdacht lawaai.

Terwijl Hilde en Piet naar het internetcafé gaan om te kijken of het om 15.00 u open is, Naas op een matje in de schaduw ligt, en Thomas een sms naar Emma stuurt, horen we in real time de paasklokken passeren! Bim bam beieren in Peponi. Piet gaat vlug Sofie halen en waarempel, in de bomen hangen toch wel alpenmelkchocolade-eieren zeker? Je zou Sofie haar verbaasde gezichtje moeten zien! Hoeveel kindjes zouden er vandaag paaseitjes krijgen, vraagt ze zich af.

Daarna is het tijd voor 'kapsalon Heidie'. Sofie haar veel te lange haar wordt vakkundig geknipt onder een kokosnotenboom. Dat is een behoorlijk gevaarlijke locatie, want als er een kokosnoot naar beneden valt op je hoofd - of nog erger, op de computer - dan is dat een regelrechte ramp. Ook Naas ziet er geknipt uit en Koen trimt zijn baard met het gesofistikeerde baardtoestel van Thomas. Volgens Heidie ziet hij er nu weer veel jonger uit. Tijdens deze reis is hij op deze manier al 40 jaar verjongd.

We moeten onze eettafel verhuizen omdat de zon ongenadig schijnt. Aangezien wij niet beschikken over een afdakje zijn we aangewezen op de schaduw van de bomen en struiken van de campsite. Piet haalt stokbrood in het winkeltje van de buren (www.capricorncottages.com) en als Paaslunch eten we een frisse groenten, ananas en maissla erbij. Na een lekker koffietje is het tijd om te gaan skypen. Dat is de taak van de oppertoerist. Maar ze heeft Naas nodig als technisch adviseur. Aanvankelijk heeft Naas problemen met het IP-adres, maar na tien minuutjes proberen, brengt hij de skypeverbinding met Ten Boomgaard tot stand. Eerst moeten ze natuurlijk zijn kapsel bewonderen via de webcam. En dan verbetert de verbinding zo, dat we zonder technische storingen nieuwtjes kunnen uitwisselen.

Ondertussen heeft manusje-van-alles Piet het menu gehaald uit het restaurant van Peponi en hebben we onze bestelling voor ons paasdiner van vanavond geplaatst. Nu kunnen we heerlijk genieten van het badwarme zeewater, want het is hoog tij en de zon is al wat van haar felheid verloren. Koen, Thomas en ik wandelen en zwemmen enorm ver in zee, maar geen nood: we kunnen altijd nog aan de grond. Ook Heidie komt ons vervoegen. Piet en Sofie zijn in geen velden of wegen te bekennen, dus in het zwembad. Op het strand rapen Heidie en ik nog enkele mooie schelpen. En ik bewonder ook nog de vele krabbengaten in het zachte zand. Als er niemand in de buurt is, zie je de grappige grote krabben van gat naar gat lopen. De ene krab loopt vertikaal, de andere horizontaal.

Om half acht - als het bijna helemaal donker is - staat ons eten klaar. Lekkere gemarineerde vis in papilotten met kokosrijst en rauwe groenten. Het restaurant wordt heel efficiënt gerund en iedereen eet hier op voorbestelling. Het eten wordt opgediend door het Tanzaniaans personeel dat op andere tijdstippen van de dag andere taken heeft zoals 's morgens het zeewier van het strand harken, of het gras maaien met de Tanzaniaanse sikkel (die in feite een groot lang mes is)

Na het eten speelt Sofie nog wat met haar vriendjes. Ze vindt het spijtig dat we weggaan morgen. Thomas en ik zijn 'stoorzenders', want door onze 'schuld' kunnen we hier nu niet langer blijven. Maar haar papa belooft haar dat ze morgenvroeg voor we vertrekken nog eens mag zwemmen, en dan is het goed. Op de terugweg naar de non bewonderen we eerst een soort grappige levende schelpen, waar een soort krabben in zitten. We laten ze lopen op de bar van het zwembad. Daarna bewonderen we uitgebreid de sterrenhemel. We wachten op de opkomst van de maan maar die laat zich (nog) niet zien. Sofie is heel moe, en moet naar bed in haar tentje. En wij volgen haar voorbeeld.

maandag 9 april

Zweet zweet, dus het is tijd om op te staan. Vanmorgen is Sofie de laatste wakker, en dat is heel flink. Na zoveel zwemmen en duiken zou je moe van worden, en dan moet je veel slapen. Met vereende krachten doen we nog een laatste was, ruimen we de strandzaken op, en breekt het tententeam de daktenten en het kleine tentje af, en weg zijn we: op de piste richting Pangani. Het landschap is gewoonweg prachtig: sisalplantages, kokosnotenbomen en bananenstruiken wisselen elkaar af, en aan de linkerkant zien we voortdurend de donkerblauwe Indische oceaan. Naarmate we Pangani naderen, wordt het landschap 'gecultiveerder' in de vorm van kort gras. Het dorp zelf stelt niet zo veel voor, hoewel het gezellig is. Het mooiste is het gebied rond de jetty. Wij zijn met onze 13 ton te zwaar voor de veerboot, maar hier kan je normaal overgezet worden naar de overkant van de monding van Pangani river. Die is behoorlijk breed. Scheldeformaat zou ik zeggen.

Langs de monding staan ook de ruïnes van de slavengebouwen. In de boekjes wordt heel de geschiedenis beschreven alsof dit enorm mooie oude gebouwen met arabische en koloniale stijl zijn, en dat moeten ze ook ooit geweest zijn ,maar nu zijn ze zo vervallen dat je er gewoon voorbij zou lopen als je het niet zou weten. Het is gewoon een vuile, zwarte berg stenen en hier en daar een muur die nog overeind staat. Jammer dat ze hun geschiedkundige monumenten zo laten vervallen. Het gebouw ernaast is wel nog in gebruik en dus in heel wat betere staat. Langs het water zitten enkele Maasaivrouwen kralenkettingen te verkopen. Ik koop er een, na afdingen natuurlijk, want zo moet dat hier. En aan een krantenstalletje koop ik ook nog een krant, die ik niet begrijp. Langs een brede laan met bomen, en langs het 'voetbalplein' (stel je niet te veel voor!) komen we weer in de zanderige straat waar de non in de schaduw geparkeerd staat. Daar kopen we nog enkele etenswaren in en dan hebben we Pangani wel gezien.

Mevrouw oppertoerist vraagt de weg naar Muhezaa, in het Swahili, jawel, maar dat is niet moeilijk als je het woord barabara kent. We rijden nu weer naar het noorden, en zien in de verte de Usambara Mountains verschijnen. Deze piste leidt door een heel mooi en afwisselend landschap. Nu en dan is er eens een bergaf en we komen door enkele heel mooie, authentieke, maar "arme" dorpen Bushiri en Kilulu. Omdat deze dorpen heel ver van de asfaltweg liggen, zijn de huizen helemaal gebouwd met lokale bouwmaterialen. Dus dat is hout, leem en rieten dakpannen. Als we passeren, veren de kleine kinderen recht van hun bezigheden en lopen ze ons tegemoet al roepend en al zwaaiend. De vrouwen, die vaak op een matje onder een grote schaduwrijke boom zitten samen met de peuters of babies, blijven zitten, maar wuiven wel.

Wie onderweg is met de fiets, gaat onmiddellijk in de berm staan, en ook wie te voet gaat gaat ruim voor onze voorbijkomst in het gras staan. De road is namelijk net breed genoeg voor één vrachtwagen. Veel tegenliggers komen we hier niet tegen. Af en toe een jeep die ons voorbijsteekt als Koen aan de kant gaat staan. Tussen de twee dorpen rijden overvolle minibusjes. Kun je er niet meer bij, dan ga je gewoon met zijn drieën vooraan op de treeplank staan.

Waarschijnlijk in Kilulu, maar het kan ook een ander dorp geweest zijn, stoppen we aan het einde van het dorp om te picknicken. Onze kokkin en haar assistent maken stokbrood met kaas (Brugs broodje!) en tomaat (Pangani grown). We zijn nog niet half gestopt, of de plaatselijke jeugd omringt de non. Ze blijven discreet op een afstand staan kijken hoe Naas, Piet, Sofie en ik onze bagette opeten. Er staan ongeveer 30 kinderen van gemiddeld 10 jaar. Enkele meisjes hebben een baby mee. Eén meisje laat haar meisjesbaby met een halvemaanvormig stuk spiegel spelen. Ze beseft wel dat dat gevaarlijk kan zijn en neemt de spiegel af, maar het peutertje vraagt zelfbewust het stuk terug! Als ik een foto wil maken van de mooie bonte groep, stuiven ze in alle richtingen uiteen. Beide partijen hebben daar veel leute mee, en enkele volwassenen die op de drempel van hun huis zitten, hebben er duidelijk ook hun plezier in. Vanaf nu is ons plan de kinderen af te leiden en Koen met zijn camera op 'continuous' enkele snapshots te laten nemen. Maar de kinderen zijn duidelijk veel sneller dan wij met onze apparatuur. Zelfs een 'poppenkast' van Piet en Sofie met hun knuffels helpt niet om hen van de 'picture' af te leiden. In de groep staat ook een jongetje van ongeveer Sofie haar leeftijd met een prachtige zelf geknutselde vrachtwagen aan een stokje. Als Koen vraagt of hij een foto van hem met zijn vrachtwagen mag maken, koerst hij weg. Sofie erachteraan. Sofie komt opeens parmantig met de vrachtwagen vanachter een huis vandaan. Het jongetje is verdwenen. Koen, Piet en Sofie fotograferen knuffel 'uffeltje' (zie Sofiesite) in de vrachtwagen en daarna brengt Sofie de vrachtwagen terug. Ondertussen heeft het 'intellectuele meisje' van het dorp in een geel jurkje en met een stok om mee te spelen op de achterkant van de non de sticker van deze Afrikareizigers ontdekt. Ze legt aan de andere kinderen uit wie erop staat. Koen deelt hen enkele stickers uit, en die worden uitgebreid becommentarieerd.

We worden hartelijk uitgezwaaid, en als we allemaal in de non zitten, zijn ze opeens minder bang en beschaamd! Roepen dat ze doen! Na 42 km hebben we de 35 km van Pangani naar Muheza afgelegd. Nu komen we weer op dezelfde weg van enkele dagen geleden. Hier zijn veel meer huizen in steen. Bij het benzinestation in Hale waar we op de heenweg tankten herkennen ze ons, en we worden heel hartelijk toegezwaaid. Ondertussen is het al na half vier, en Heidie vindt het (al lang) tijd om uit te kijken naar een slaapplaats. Bij de splitsing in Segera is het Segera Highway Motel, en daarachter ligt een (lege) camping. We staan er samen met een koppel uit Hannover, dat met een Toyota Landcruiser door Afrika reist. Andrew, de parkingwachter en Maasai (dat zie je aan zijn oren), toont ons een plaats en verklapt ons waar de sleutel van kamer 14 verstopt zit, zodat we kunnen douchen in de badkamer waarvan de douche kapot is, maar waar een kraantje een emmer kan vullen met een potje in dat je over je hoofd kan uitgieten. Het is leuk om hem het geheel te horen en zien expliceren.

Alweer is het Piet die hier opeens opdaagt met het menu van het restaurant. Op het grasveld tussen de bomen maken we onze keuze voor vanavond. Naas (!) verzet eerst nog de non, omdat de daktenten net niet onder de bomen kunnen en het dakteam samen met Hilde en Thomas zet de tenten op. Piet leest op de I-Book allerlei irrelevante weetjes over Bill Gates, bijvoorbeeld dat hij een zwembad met ingebouwde speakers heeft. We sturen een sms naar Barbara.

Het wegrestaurant wordt gerund door een Indiër en dus kun je allerlei Indische gerechten bestellen. De meerderheid kiest voor chicken tikka, maar Piet en Sofie willen pizza. Probleem: geen pizza meer, zegt de kelnerin. Maar Piet weet via de eigenaar toch nog één pizza te versieren. Er was nl nog net genoeg kaas voor één stuk. Sofie kiest dan noodgedwongen maar grilled chicken with chips, haar favoriet gerecht.

Nadat heel het gezelschap "gedoucht" heeft in room 14 zoeken we de daktenten op en Heidie en Koen slapen in de room. De nacht is stil en mistig.

dinsdag 10 april

Bij het opstaan zijn onze schoenen nat van de dauw. We ontbijten in de non en vertrekken onmiddellijk na het ontbijt richting Bagamoyo. Of we daar vanavond zullen aankomen is een andere vraag, die afhankelijk zal zijn van de toestand van het wegennet. Aanvankelijk is er totaal geen probleem, want we rijden over comfortabel asfalt. De bussen tussen Dar en Tanga zoeven ons voorbij. Wij vorderen aan een topsnelheid van wel 70 km/u. Ik doe een studie van het fenomeen 'de was drogen': bij sommige huizen hangen de panjes netjes dubbel over een wasdraad onder het afdak voor het huis, sommige vrouwen hebben een echte wasdraad gespannen naar een boom en gebruiken wasknijpers, soms ligt de was gewoon op het rieten dak of zelfs op het gras voor het huis, in het stof van het voorbijrazende verkeer. Na een uurtje zijn we in Mkata, het grootste wegdorp dat we vandaag zullen aandoen, en daar doen we onze inkopen. Op de markt kopen we verse groenten en fruit. Steeds aan een ander stalletje, kwestie van de hele lokale middenstand inkomsten te gunnen. Zoals steeds hebben we veel bekijks, en worden we druk becommentarieerd. Als Koen avocado's koopt bij het stalletje van een jongen van een jaar of zestien, en het eens is over de prijs van 'hamsini' (50 shilling) voor één, komt er een ander bijstaan, en die verdubbelt prompt de prijs. Koen discussieert in het Brugs dialect gemengd met al de swahiliwoorden die hij kent, en geeft de jongen een uitbrander dat hij bij de afgesproken prijs moet blijven. De jongen staat er beteuterd bij. Koen betaalt het afgesproken bedrag en we gaan weg. Het feit dat ze niet achter ons aan lopen, bewijst, dat ze ons inderdaad wilden bedotten!

Heidie bestelt 5 chapati's bij de chapatibakker: ook een jonge gast , die onder een afdakje aan een tafeltje mooie pannenkoeken rolt, en ze dan handig in een chapatipan op een houtskoolvuurtje bakt. Bij de slager kopen Koen en Heidie een groot stuk biefstuk dat ze zelf aanduiden op het dode beest dat buiten hangt en waar de vliegen gretig op zitten. Drie jongetjes van een jaar of vijf, zes, draaien rond ons, en wagen het dan uiteindelijk om een hand te geven aan de 'musungu' onder luid gelach en trots dat ze zo stoutmoedig geweest zijn! Sommige kinderen zijn inderdaad een beetje bang van die rare 'witten'. Een jongetje van een jaar of vier zit in het stof gevallen rode bonen op te rapen en te verzamelen in een minuscuul plastieken zakje. Een andere jongen legt gevonden spijkers op een hoopje.

We vervolgen onze weg. Aan de rechterkant zien we enkele alleenstaande bergen oprijzen, die waarschijnlijk vroeger vulkanen geweest zijn. Net voorbij Mandera staat een waarschuwingsbord op de weg dat we moeten vertragen voor 'danger'. En inderdaad, er volgt een lange afdaling. Om zeker te zijn dat iedereen vertraagt, zijn er meerder verkeersdrempels aangebracht, zodat je wel moet traag rijden. De brug over de Wami river is slechts één baanvak breed, dus dat is een bijkomend gevaar. En aan de overkant zien we een groot ongeluk: een grote blauwe passagiersbus is tijdens de afdaling helemaal dwars over de beide baanvakken op zijn zij gekanteld. Niemand kan nog door, maar hier zoek je dus gewoon een weg eromheen. Er ligt veel glas op de weg, de politieman staat in de gekantelde bus en Heidie en Thomas, die achteraan zitten en daardoor een beter zicht hebben op de plaats van het ongeval, zien ook dat een vrouw haar bagage nog aan het uithalen is. Lang kan het dus nog niet geleden zijn. De 'overlevenden' zitten allemaal onder een grote boom aan de kant van de weg in de schaduw. Waar de gewonden, of zelfs de doden zijn, is ons een raadsel. Misschien op het politiekantoor beneden aan de brug?

In Msata kunnen we een piste nemen naar Bagamoyo, die over een brug van slechts 8 ton gaat. Normalerwijs kunnen wij daar niet over, en Koen heeft geen zin om twee uur piste te rijden om dan uiteindelijk terug te moeten keren. Maar bij navraag bij enkele mannen op het kruispunt, blijkt dat het wel kan, en er staat ook een bordje '15 ton' langs de weg. Bovendien ziet de piste er zeer goed uit.We schieten dus bijzonder goed op, en komen hier ook eens in een tropische regenbui terecht. De grachtjes langs de weg worden meteen halve beken, en het water gutst naar beneden, want we rijden bergafwaarts. In een dorp zijn de meeste inwoners onder hun afdakjes gaan zitten, maar enkele jongetjes vinden het leuker om midden in die stromende beek aan de rand van de weg te gaan staan. Het water stroomt tot over hun knieën. Op een bepaalde plaats kiest de 'beek' een traject dat net door een 'restaurantje' en door een schoenenwinkeltje gaat. De schoenen stonden opgesteld op een zeil en de verkoper heeft het zeil gewoon wat aan de kant getrokken zodat het water er nu onder kan stromen. De hutjes, stalletjes en restaurantjes die anders dienen als beschutting voor de felle zon, zijn nu nuttig als schuilplaats voor de regen. Niet iedereen gaat schuilen, sommigen zetten gewoon hun weg voort, of staan in de gietende regen alsof er niets aan de hand is.

Het ruikt nu heel fris buiten en het is hier ook heel groen en vochtig. Omdat ik nu achteraan zit en dus niet meer zo goed kan zien wie er onderweg is, doe een studie van de landbouw en de vegetatie. Het is hier tamelijk vochtig in de ondergrond en er staan prachtige geelwitte bloemen tussen de struiken. Jammer dat mijn botanische kennis nihil is in deze streken, maar er zijn hier heel mooie bomen en struiken: sommige met leerachtige grote ovale bladen, sommige met kleine gekrulde blaadjes en natuurlijk ook palmbomen, en hoe meer we Bagamoyo naderen, hoe meer je daarvan ziet. In de dorpen zwaaien we naar de inwoners, en allemaal zwaaien ze enthousiast terug, vaak met beide armen in de lucht. Hier zie je ook fietsers door de velden rijden langs smalle 'fietspaadjes'. Als ze ver weg zijn, lijkt het net alsof ze door het hoge gras kunnen rijden.

Even voorbij het dorp Kikoko rijden we over de spoorweg (geen trein!) en daar is een 'samenscholing' van Maasai. Ze zien er prachtig uit in hun donkerrode gewaden. Onderweg zagen we er ook al enkelen - met speer - bij hun koeienkudde.

Bij een 'stank-legen-pauze' even buiten een dorp en na de regenbui ga ik wat op wandel, en groet een man die op het dak van een huis in aanbouw zit. Hij spreekt een beetje Engels en vertelt dat hij een nieuw huis met vier kamers aan het bouwen is naast zijn oude huis. Het nieuwe huis bestaat nu al uit een houten skelet, en je kunt al zien dat er aan de ingangsdeur een smalle gang begint, en dat er aan weerskanten van die gang twee kamers zijn. Eén kamer is misschien 10 vierkante meter. Hij heeft twee kinderen, een meisje van een jaar of vijf en een baby die ligt te slapen op een houten bed onder het afdak van zijn oude huis dat piepklein is. Ik mag de baby, die Mauwi heet en twee jaar is (maar hij ziet er veel jonger uit, eerder 12 maanden) fotograferen en ook hem. Aan de andere kant onder het afdakje is de 'keuken' . Daar is een houtskoolvuurtje en scharrelen de kippen rond. Zijn vrouw komt er ook bijstaan. Hij vraagt mijn 'telephone number' en ik haal een kaartje van 'een reis door Afrika' dat hij geïnteresseerd bestudeert.

We naderen nu de zee, dat is aan de lucht te zien en ook aan het feit dat de palmbomen toenemen. Algauw rijden we het stadje binnen. Hier staan veel stenen huizen en sommige hebben zelfs een tv-antenne. We komen voorbij de markt en kopen nog meer groenten in. De bananen zijn echter te rijp, die laten we liggen. Even verder vinden we vlot de 'travellers' lodge', een sjiek hotel waar je ook mag kamperen. Het is poepsjiek: een reusachtig avonturenspeelplein kan Sofie bekoren, maar Piet voelt zich al te oud daarvoor. Je kunt hier een stenen cottage met rieten dak huren, en er is een reuzegrote tuin met kokospalmen en schaduwrijke bomen. daar zet Koen de non onder. De (Duitse) eigenaar van dit 'resort' komt ons waarschuwen : 'you are standing under a coconut sree, be careful, se coconuts might fall on your head'. Koen verdwijnt met zijn matje en een pintje bier naar het strand. Het is een fijn wit zandstrand, en er liggen weer heel wat vissersboten van de vissers van Bagamoyo voor de kust te wachten op het tij. Hier is veel meer (zwart) volk op het strand dan op Peponi beach. Alleen voor het hotel liggen enkele blanken te lezen op het strand. Bij het hotelhek zit een bewaker in verschoten blauw hoteluniform met gele galons op een stoel te "bewaken".

Heidie begint aan het avondmaal en is daar nog steeds mee bezig terwijl ik dit verslag van de dag stilaan beëindig. Piet zit op de ibook te werken en Thomas pijnigt zijn hersenen om het raadsel van de twee broers dat we nu al ettelijke dagen geleden voorgelegd kregen van Sofie op te lossen. Naas is gaan vliegeren op het strand, en komt nu terug, waarschijnlijk omdat de wind gaan liggen is. Ik ga een lange broek aantrekken, want mijn blote benen beginnen te jeuken.

woensdag 11 april

Als we opstaan, zijn vier mannen de hoteltuin aan het sproeien. Na het ontbijt en de ochtenddouche - die maar verfrist zolang je eronder staat - vertrekken we te voet naar Bagamoyo. Eerst naar de 'vismarkt' die vroeger postkantoor was. Op de markt, die letterlijk een zwarte markt is in alle betekenissen van het woord, wordt er in vele stalletjes vis gebakken in vet. De kokend hete vetpannen staan gewoon op de grond. Vroeger was dit de slavenmarkt.

Omdat Piet en Sofie vannacht oorpijn hadden, zoeken we eerst een 'duka la dawa' ofte apotheek. De eerste die we tegenkomen heeft echter geen oordruppels, maar er is een grote apotheek dicht bij de markt. Dus daar stappen we eerst naartoe. Hoewel Bagamoyo slechts 70 km van Dar ligt, en je dus zou verwachten dat je hier deftige winkels zou vinden, is het tegendeel waar: de zogenaamde grote apotheek is een klein stenen 'kotje', weliswaar netjes en met deuren met glas in. Er staat ook een glazen toonbank, en als we om oordruppels vragen, krijgen we een flesje dat al open geweest is, en waar bovendien op de gebruiksaanwijzing staat dat het middel bewaard moet blijven in koele omstandigheden. En hier is het nu niet bepaald koel: het zweet druipt van ons terwijl Thomas druppeltjes van een ander flesje (dat wel verzegeld was) in Piet en Sofie hun oor druppelt. De vriendelijke apothekeres vindt dat allemaal goed

Volgende halte: de post, want daar is een telefooncel. Thomas en ik staan een kwartiertje te wachten om uiteindelijk te vernemen dat we bij de buren, de 'Rafiki' moeten zijn. De bediende bedient zelf het telefoontoestel en belt naar Ethiopian Airlines in Dar. Het nummer dat ze ons in Brussel gaven is verkeerd! Gelukkig hebben ze hier een telefoonboek. Als hij eindelijk verbinding krijgt met de airport office, nadat hij eerst even naar zijn vrouw gebeld heeft en gevraagd heeft hoe het met de kinderen gaat, melden ze me daar dat ik naar de town office moet bellen. Nog een keer het nummer intoetsen, en een doorverbindmuziekje doorstaan, en dan kan ik eindelijk onze terugvlucht herbevestigen. Koen en co staan ondertussen nog steeds in de bank om geld te wisselen. Dat duurt hier gemakkelijk een half uurtje. In de bank staat een hele queue. Iedereen wacht geduldig op zijn beurt.

Nu dit allemaal achter de rug is, kunnen we de oude gebouwen van Bagamoyo bezoeken. Het ene deel heeft zanderige straten met slordige gebouwen die men 'Swahili stijl' noemt in de reisgidsen. Mensen zitten ook hier voor hun voordeur of doen de afwas op straat. Onder een struik zitten een man en een vrouw suikerriet te kauwen. De was hangt overal op en de kindren spelen in het stof. Dicht bij de oceaan is de German Boma, een prachtig oud, maar totaal vervallen gebouw in Arabische en koloniale stijl. Het is volledig symmetrisch opgebouwd en we dringen binnen door het raam met mooie blauwe luiken. Binnenin is het helemaal in ruïnestijl. Je ziet nog de mooie tegelvloer en resten van de muurschilderingen. We dwalen door de gangen en vinden het archief: de archiefrekken zijn in gevallen en alle documenten liggen kris kras door elkaar op de vloer opgestapeld. Ze dateren van de periode 1983- 1990, maar waar ze over gaan, weet ik niet. Gelukkig heeft men op het dak, dat ingestort is, golfplaten gelegd, zodat het gebouw niet verder kan verslechteren. Er is ook een geheime onderaardse gang waarlangs de slaven naar zee getransporteerd werden als de 'lading' groot genoeg was om te verschepen naar Zanzibar. Piet en Naas willen daar graag in, maar we hebben geen licht.

Tegenover het mooie, oude, vervallen gebouw is een gedenkplaat omdat Burton en Speke van hieruit vertrokken zijn op hun ontdekkingstocht door Tanganyika, zoals Tanzania toen heette. Het deel van Bagamoyo waar we nu zijn, langs de Indische Oceaan heet Dunda, of het stenen Bagamoyo, en inderdaad, hier heeft de straat echte straatstenen en staan er alleen maar stenen huizen, die bovendien prachtige houten dubbele Zanzibardeuren hebben. Af en toe staat een deur open, en dan zie je enkele vrouwen in de gang zitten, of er staat een kleine Tanzaniaanse peuter in het deurgat. Bij sommige huizen denk je echt dat daar nu toch niemand in kan wonen, maar reken maar van yes!

Langs het strand, waar enkele vissers hun boten aan het herstellen zijn, en waar één visser te voet met een net aan het vissen is in het ondiepe water, komen we bij het German Customs House, dat wel nog in goede staat is. Velen denken dat we Duitsers zijn en spreken ons in het Duits aan. Koen koopt op de vismarkt vijf chapati's voor onze lunch. Even verder zien we dat een Duitse school uit Ahlen de lokale lagere school heeft helpen restaureren met behulp van de Duitse regering. Dit gebouw, dat mooi wit geschilderd is en nette blauwe luiken heeft, toont aan hoe mooi en kleurrijk Bagamoyo geweest moet zijn in de negentiende en begin twintigste eeuw. Helaas hebben de Tanzanianen alles laten vervallen, want blijkbaar is het begrip 'onderhoud' hen vreemd. Toch worden er toeristische inspanningen geleverd, en wellicht zal het er hier over een jaar of vijf helemaal anders uitzien.

Een jongetje loopt al een tijdje achter ons aan met een eierkarton met gekookte eieren met zout. Koen koopt drie eieren van hem, maar als hij daarna een sigaret probeert te bedelen, krijgt hij op zijn duivel! We beginnen een paar spetters te voelen en weldra hebben we de regenbui die al heel de tijd in de verte zwart te dreigen hing, over ons hoofd. We kopen nog twee broodjes en zetten dan onze weg naar de Traveller's lodge verder, waar Heidie met Piet en Sofie ook net aangekomen is. Piet heeft oorpijn maar blijft humoristisch : als we hem vragen om iets te halen antwoordt hij 'mijn oor staat er niet naar'.

We nemen onze lunch onder de 'barza' van het hotel, want het regent. En daarna vertrekken we van dit sjieke oord richting Dar. Langs de goede asfaltweg zie je duidelijk dat we een grootstad naderen, want de gebouwen worden steeds meer van steen, het verkeer neemt toe, en de winkels worden grotere en luxueuzer. Dit is blijkbaar ook de streek van de wegenwerkers: langs de kant van de weg zien we heel wat steengruiskappers en cementsteenbakkers aan het werk.

We stoppen nog even bij enkele bijzonder mooie groentekramen om onze voorraad groente en fruit in te slaan, en ja, het wordt hier ook duurder. De waren zijn nochtans heel mooi uitgestald in hoopjes in een plastieken emmer of plastieken ronde boterpot van Blue Band. We kunnen echter geen halve hoeveelheid tomaten kopen. een hele emmmer of geen is het devies.

Nadat we door een heel druk deel van de weg gepasseerd zijn, nemen we de afslag naar Kunduchi en daarna naar Silver Sands. De campsite is volgens de gids 'slightly rundown' en je kunt het niet beter zeggen: onderhoud is nihil. En de twee bedienden ruimen nog snel enkele lege flessen en vuile papieren op van het terrein als we er aankomen. Er staan drie kleine tentjes, waarvan de eigenaars niet aanwezig zijn, en een bizarre blanke heeft een hele houten schutting rond een caravan gebouwd. Hij zit daar in een zetel en doet niets anders dan sigaretten roken en pinten drinken. Zijn uitzicht is echter fabuleus: een zilverwit strand, de oceaan en enkele kleine eilandjes in de verte.

Een koud pintje op het strand onder een rieten parasolletje doet ons denken dat we in een sjieke doening zijn, maar heel de omgeving straalt wel verval uit. Dit zou nochtans een prachtige campsite kunnen worden, als iemand zich wat van de orde zou aantrekken. Op het strand zit een bewaker aan de perceelgrens en daar mag je niet voorbij, wegens gevaar beroofd te worden. Het bord is al heel oud, maar hij loopt toch achter Piet aan die op het strand gaan wandelen is in de verkeerde richting.

Terwijl Naas druk bezig is een mooi vuurtje te stoken, en Heidie en Thomas in de keuken aan het kokerellen zijn, ga ik naar de douche. Er breekt een onweer los en ik ben getuige van een tropische regenstorm op een golfplaten dak. Het lawaai is oorverdovend en ik word ook nat nadat ik me afgedroogd heb, want het dak is lek.

We moeten dus noodgedwongen avondmalen in de non.

donderdag 12 april

Omdat ze op de campsite niet vriendelijk zijn, omdat de Silversands campsite niet net is, omdat het strand niet proper is, omdat ze niet correct zijn bij de afrekening, omdat ze geen internet facilities hebben en omdat het te ingewikkeld is om met het openbaar vervoer naar Dar te gaan, besluiten we met de non naar Dar te rijden.
Met het openbaar vervoer zouden we eerst 5 fietsen moeten bestellen waar we dan achterop tot aan het kruispunt (4 km ongeveer) gebracht zouden worden, daar zouden we de daladala richting Dar moeten nemen en ergens nog overstappen op een andere daladala.
Bovendien willen we ook nog een dokter opzoeken voor Piet, nu we in de hoofdstad met de meeste medische faciliteiten zijn.

Na wat file rijden op de toegangsweg naar Dar die de allures van een Maalse steenweg heeft, maar dan tien keer slordiger, rijden we de hoofdstad in. Opmerkelijke feiten: karren: je hebt hoofdzakelijk twee soorten. De kleinste soort heeft twee fietswielen en een gelaste bak waar de te vervoeren waren in liggen. Type twee is groter en is vaak in hout en heeft twee autowielen. Bij gebrek aan lastezels, trekt of duwt men de kar zelf, en dat bij voorkeur tussen de zigzaggende daladala's, de vrachtwagens en de personenauto's die hier nogal chaotisch naar en van de hoofdstad rijden.

Ook opmerkelijk zijn de wegenwerken. Vrouwen met een fluorescerend hesje aan zijn aangesteld om het zand van de weg te vegen, maar ze staan te vegen in het stof, en heel de weg ligt toch vol zand. Het lijkt eerder een sisyfusarbeid.

Langzaam gaat ook, en weldra zijn we op Ocean Road waar het sjieke Aga Khan hospital is (waarschijnlijk Indisch). We worden daar zeer efficiënt te woord gestaan en Piet krijgt een echt dossier. Met een volgnummer moeten we wachten in de 'family room'. En na een uurtje wachten, mogen Piet en Sofie met Thomas en Heidie mee naar de vriendelijke dokter, die inderdaad vaststelt dat Piet een oorontsteking heeft en ook naast de druppels die we in Bagamoyo kochten antibiotica moet nemen. Sofie heeft dezelfde kwaal, maar voor haar zijn de druppels voldoende. Piet krijgt een voorschrift voor amoxicilline, maar we hebben zelf dit antibioticum in voorraad. Apotheker Koen mengt vakkundig het poeder tot siroop, en dokter Thomas druppelt de kinderoortjes in met de Bagamoyodruppels. Nu kunnen we voor een wandeling door de hoofdstad vertrekken. 't Is een schete in een netzak, zeggen de kinderen, want er staan in dit deel van de stad helemaal geen mooie gebouwen, het verkeer is chaotisch en druk, en winkels die op iets trekken zijn er ook al niet. Dus het blijft bij een wandeling.

Terug bij de non rijden we langs de zee naar de ferry om naar de overkant van de Kurusini creek overgezet te worden. We komen langs het poepsjieke en met grote hekken omgeven spierwitte 'state palace' en voorbij de vismarkt. Die hier wel van ordelijke 'stenen tafelen' voorzien is. We kunnen net niet meer de aangekomen ferry en moeten op de volgende wachten. Het is een belevenis om te zien hoe de ferry gevuld wordt: eerst de auto's, dan de fietsen, en tenslotte een tweehonderdtal voetgangers voor wie er een nette wachthal gebouwd is, met tv. De voetganers aan aan de zijkant in de ferry en tussen de auto's staan. Op de ferry schalt een vrolijk Afrikaans muziekje. Ook de aankomst van de andere ferry is tof: de vele voetgangers rennen met gezwinde pas tot achter de hoek, waar naartoe weten we niet. Nu mogen wij er als eersten op.

Weldra zijn we bij de Kipepo Beach campsite. Hier is alles veel netter en lieflijker en vriendelijker georganiseerd, en het strand is een plaatje. Koen en Heidie ontmoeten hier de Israëliërs die ze in Mto Wa Mbu ook al tegenkwamen. Ze lieten hun jeep hier staan en gingen 14 dagen naar Zanzibar.We zijn behalve de Israëli's de enigen op het terrein en zetten de non voor een rieten afdakje, waar je je tent - dan zonder bovenzeil - kunt onder plaatsen. Daar kunnen Sofie en Piet dan in hun tentje in de friste liggen. Terwijl we een fris drankje drinken aan de strandbar, komt een Nederlander, die eigenlijk Zweed is, bij ons zitten om zijn leven te vertellen. Als het waar is, is het een mooi verhaal: klein Evertje was in het Jappenkamp in coma, en aan het sterven, en zijn moeder gaf het baby'tje door de omheining aan Indonesiërs om het te laten verzorgen. Ze raakte het adres kwijt, en vond dat een ramp, maar een maand later werd hetzelfde baby'tje weer door de omheining teruggegeven. Toen hij veertien was, zei hij dat hij Zweedse biodynamische boer wou worden, ook al wist hij niet wat biodynamisch was. Maar met negentien trouwde hij met een Zweeds meisje en werd biodynamische boer en Zweed. Nu is hij de helft in Zweden en boert, en voor de andere helft in Tanzania waar hij verschillende weeshuizen heeft en nu voor 100 kinderen zorgt met het geld van een Zweedse NGO. Hij is ook drie maanden geleden getrouwd met een jonge Tanzaniaanse weduwe met AIDS, die door haar familie verstoten werd omdat ze niet met de broer van haar man mocht trouwen. Si non è vero, è ben trovato.

Onze laatste avond brengen we nog even door in de Indische Oceaan, die hier veel verfrissender is omdat het water niet zo ondiep is, en dus niet te tijd heeft om zo op te warmen als bij Peponi.

Terwijl ik dit laatste verslag typ, zit Sofie naast mij te tekenen, is Piet een zomerkamp van Bloso aan het uitkiezen, doet Heidie de afwas, opent Koen de buitenbakken om alles wat we morgen in onze rugzakken moeten meenemen klaar te zetten, en installeren Thomas en Naas de daktenten. Vanavond gaan we het wagen zonder tent te slapen, het ziet er niet regenachtig uit. We kunnen ons in slaap laten wiegen door de golven van de Indische Oceaan, die slechts 100 meter van ons bed verwijderd zijn. Uiteindelijk beslissen we om toch allemaal boven te slapen en we moeten bij het slapengaan van de "volwassenen" toch de daktenten opzetten, want er komt een fikse regenbui.

Morgen willen we hier rond 12 uur vertrekken, omdat we om 14.30 u in de luchthaven moeten zijn. Thomas en ik bedanken Heidie, Koen, Naas, Piet en Sofie heel hartelijk voor deze unieke belevenis, en de Tanzanianen voor hun enthousiasme en vriendelijkheid. En... lezer, wees gerustgesteld: vanaf morgen wordt het verslag weer heel wat beknopter :-)

Vrijdag 13 april (door heidie)

Het experiment om vannacht onder de blote hemel te slapen is compleet mislukt. Reeds voor we ingedommeld waren regende het. De nieuwe dag begint grijs, maar veel te warm. Na het ontbijt beginnen onze gasten in te pakken. Ook een deel van onze spullen mogen mee naar Bruge (o.a. boeken, knuffels en... een stoel) Packing on the beach, het is eens iets anders. No een potje koffie en een doucheke om op te frissen en we vertrekken naar de luchthaven, ongeveer 30 km bollen. Dan eten we nog samen een boterhammetje in de non, het regent hard, en het blijft vies vuil weer voor de rest van de dag. We wuiven Thomas en Hilde uit, en weg is ons laatste bezoek.

Spijtig.

Het is weer vreemd leeg en stil in de non. Alvorens naar het binnenland te vertreken doen we nog de grote boodschappen in een echte supermarkt en dan zijn we klaar voor onze laatste elf weken (only) Onder de gietende regen rijden we lan en druk Dar es Salaam uit en na een groot uur stoppen we in Mlandizi.

Moeder zoekt direct een mission en na en kwartiertje staan we geparkeerd op het binnenplein van de nonnetjes, die wel eerst toestemming moesten vragen aan de priester, die dan onmiddellijk een plan tekende in het zand om aan de zusters te tonen waar Belgie ligt. Ook kwamen zo'n zeven nonnekes samen op bezoek in onze non, giegelend als bakvissen. Sofie en Koen gaan ondertussen groenten en fruit kopen tussen twee regenbuitjes in.

Boerewors en ... appelmoes het kan weer niet op vanavond, en terwijl de vliegeniers geklemd zitten tussen de nauwe zetels, nestelen wij ons gezellig op ons dak.

Zaterdag 14 april (door Heidie en Koen)

De kinderoortjes zijn goed aan het genezen (Aga Khan heeft zijn werk gedaan). Het ontbijt is heerlijk, de regen is verdwenen en de grootst hitte is blijkbaar aan de kust gebleven. Maar warm is het toch nog (25 °C bij het ontbijt en toch boven de 30°C tegen de middag).

De Tanzam highway is zeer goed en op de middag zijn we in Morogoro. We vinden een rustig hotel met een parking met hòge bomen, en we staan in de schaduw (voor 2000 shiling!) Koen en de jeugd maken een wandeling naar de "German Boma" Dit oude duitse gebouw is echter in gebruik door een of andere provinciale administratie en ze zijn de laatste hand aan het leggen in het "fence project". Dit "fence project" zorgt voor een mooie afsluiting met prachtige rolppoort, maar dit slechts aan één zijde van het domein. Vanuit de zijweg blijft het domein vrij toegankelijk. Wij zijn echter zo beschaafd om aan de poort te vragen of we de Boma mogen bezoeken. En het mag,..... als we een toestemming krijgen van een of andere onbepaalde chef in een of ander onbepaald gebouw in de stad en dat natuurlijk slechts vanaf maandag. Dus wandelen we terug bergaf naar de stad. Onderweg passeren we aan ons hotel. De prijs van de parking blijkt ondertussen gestegen naar 11.000 shilling. Ik rond af op 10.000 en betaal voor er nog een prijsopslag komt.

Heidie is niet in haar beste doen en we huren drie fietsen (Naas, Piet en Sofie achter op de fiets van papa). 1000 Shilling (60 eurocent) voor drie fietsen voor twee uur. We doorkruisen het ganse stadscentrum tot aan het duitse station en komen terug met vers brood, vlees en bananen. De heerlijke AZAM ijsje zijn natuurlijk al opgelikt. Piets internetprojekt mislukt wegens alle internetcafés gesloten.

Na Naas's Meat Skones, douchen en slapen met een harde regenbui die klettert op onze tenten.

Zondag 15 april (door Koen)

Tijdens de reisraad van eergisteren heeft Evert Zevert beslist dat we na Morogoro twee luie dagen gaan inlassen. Dus vandaag moeten we slechts 50 km rijden. Over de Tanzam (de tweevakssnelweg van Dar naar Zambia) is dit een makkie. We sjeezen door de zacht looiende voetheuvels van de Uluguru bergen over de vrijwel perfekte asfalt. Enkel de zebrapaden in de dorpjes zijn nogal verradelijk. Sommige zebrapaden zijn vermomde drempels, andere dan weer niet.

Om elf uur vlam ik de wegwijzer naar het Malela Mzuri Campsite voorbij. Er staat een rood kruis door. Het rode kruis dat ons enkele weken als een groot raadsel blijft achtervolgen. Het kruis staat op reclameborden, op omheiningen, op palen of op gebouwen. Maar de betekenis van dit kruis blijft een raadsel. We rijden 4 km langs een mooie track tot aan een vervallen kamp. We zijn er alleen, er waait een fris windje van 31 °C, ideaal om de was te drogen.

Maandag 16 april, Mikumi national park (door Koen)

We zijn (voor ons doen) vroeg uit de veren, we willen wat dieren zien in het park. Er is nogal wat leven in het kamp. Vannacht is een meisje van 6 jaar door een slang gebeten en overleden onderweg naar het ziekenhuis. De vader werkt hier op de campsite. De Malela Mzuri Campsite ligt slechts op enkele kilometers van het Mikumi national park. De TANZAM highway loopt dwars door het park. Wat veel dood wild op de weg betekende. Er werden onlangs vele verkeersdrempels gebouwd langs het 50 km lange trajekt door het park. De bussen blijven echter vlammen. Wij willen het in elk geval rustig aan doen. Dit is het enige park in Tanzania waar je gratis door kan rijden. En er zit inderdaad veel wild: giraffen, bleke bavianen, olifanten, zebra's en impala's. We doen twee uur over de vijftig kilometer, even na elf rijden we Mikumi binnen. Op het zicht vooral een truckers-stop. Er zijn ook een aantal toeristenhotels langs de TANZAM, echter geen rustige parkings. Het VETA is een groot opleidingscentrum met een guesthouse maar kamperen blijkt niet direkt mogelijk, het internet blijkt ook tergend traag. Tweehonderd meter verder is er een hospitaal. Met nederlands geld werd er een guesthouse gebouwd om inkomsten te genereren om de patienten te ondersteunen die het hospitaal niet kunnen betalen. Het is zeer rustig gelegen achter de huizen van het hospitaalpersoneel. We krijgen een keuken-woonkamer, douche en wc ter beschikking voor 16.000 shilling (10 euro). We blijven de ganse namiddag luieren op de barza van "ons" huis.

Dinsdag 17 april, een mooi maar lange rit door de bergen naar de Iringa hoogvlakte (door Koen)

Vanuit Mikumi komen onmiddellijk in de voetheuvels van het Udzugwa gebergte. De toppen zitten in de wolken, en weldra zitten we in de regen. De asfalt vertoont in de smalle Ruaha vallei net te veel verzakkingen om er een rustige rit van te maken. Het landschap is bijzonder gevarieerd. De Ruaha rivier is eerst vrij onstuimig in het smalle deel van de vallei die twintig kilometer later overgaat in de "Baobab Valley". Langs de rivier staan vele kleine baobabs die het landschap een zeer eigen sfeer geven. In Mbuyuni gaat de Ruaha naar het noorden en gaan wij naar het westen. We kopen er vis en tomaten, maar vinden geen brood. De Tanzam highway blijft klimmen, vandaag moeten we 1000 meter omhoog. Rond Ikokoto rijden we echt een meer dan 10 kilometer lange klim, met een maximale snelheid van 30 kilometer per uur rijden we over een kronkelen betonbaan die door de Japanners werd aangelegd. De volgeladen trucks die naar Zambia of Malawi rijden gaan net nog iets trager de berg op. De regen valt bij tussenpozen. In Ilula wil iedereen ons tomaten verkopen, en dat in grote of zeer grote hoeveelheden. Een twaalf liter emmer voor 10.000 shilling of nee voor 5.000 shilling, dus waarschijnlijk ook voor 3.000 shilling als we echt zouden willen kopen. Bijna alle vrachtwagenchauffeurs kopen een paar honderd kilogram tomaten. Het ganse dorp is bezig met tomaten te selecteren en in te pakken in manden en kisten. Vrachtwagens met een paar ton tomaten vertrekken richting Dar. De ongelukkige verkopers blijven zitten met overrijpe tomaten. De grond is hier en daar bezaaid met duizenden rottende rode vruchten. Ilula tomatendorp. Na lang zoeken vindt Heidie uiteindelijk toch twee broden, en rijden we de laatste 20 kilometer naar Riverside Campsite. De 20 kilometer worden er uiteindelijk meer dan 30, maar we zijn eindelijk op de hoogvlakte; de weg is weer in goede staat en we kunnen dus weer op onze maximale snelheid van 70 km per uur bollen. De streek is duidelijk vruchtbaar, zonnebloemen en maisvelden wisselen elkaar af. In de verte zien we overal rotsachtige heuvels, het lijkt wel of een reus gigantische rotsblokken uitgestrooid heeft. Naas zorgt voor de vis-bbq.

Woensdag 18 april, rustdag op Iringa Riverside Campsite (door Koen)

Het is hier zo rustig dat we pas om 11 uur aan het ontbijt zitten. Elk doet zijn ding. Piet roept eerst iemand om zijn vuur aan te steken om toastjes te driepekkelen en werkt aan de nieuwe Kiekehoning website. Sofie tekent bijen en beren. Naas ript een DVD en stippeld een hindernisparkoer uit over de campsite. Sofie doet er 37 seconden over, Piet 38 en Naas zelf vestigt een record van 32 seconden. De mecanieker probeert een lekje in de luchtdrukleidingen te dichten en draait een paar bouten aan. De wasvrouw wast en maakt choco met een blokje chocolade dat al sinds Addis Abeba in de frigo zit en blijkbaar niet in goede aarde viel. Sofie haar TEVA sandalen krijgen een nieuwe klittenbanddichting, terwijl ik in de "Zondares" lees.

Sofie en vader wandelen bijna helemaal rond het reusachtige terrein van de campsite.

Niemand heeft zin om te koken dus schrijft Piet ons in voor het buffet. Hadden we geweten dat het zo lekker was, we hadden er zeker van geprofiteerd: rijst met een lekker tomatensausje, lekker gekruide pesto, aardappeltjes met kip, frietjes, worteltjes met brocolli, minipizza's, rode kool, een koud vleesslaatje, een frisse koolsla en een groen slaatje. Als dessert een braambessen crumble pie met roomsausje, echte koffie, thee of chocolademelk. En dit alles à volonté; zelfs Naas heeft na afloop geen honger meer. Voor onze prijsbewuste lezers: 3 euro 20 per volwassene, de kinderen aan halve prijs. Het reizen ligt ons zwaar op de maag.

Donderdag 19 april, naar Iringa (door Koen)

Met een uur vertraging, tengevolge van een paar luchtbellen in de dieselleiding, vertrekken we richting Iringa. Het stadje ligt hoog op een bergkam vlak naast de TANZAM. We parkeren in de hoofdstraat (vrachtwagens niet toegelaten) en de zonen duiken direct in een internet café. Moeder, vader en dochter gaan op de markt inkopen doen. Het internet is helaas te traag om nieuwe fotoos up te loaden. Naas loods ons naar de Hasty Tasty Inn voor een heerlijke Peppersteak met paddestoelen en cheeseburgers voor de jongsten. Daarna dalen we terug af naar de TANZAM richting Zambia.

Na 20 km gaan we een archeogische vindplaats bezoeken (Isimila Stone Age Site). We zien er stenen werktuigen van 60.000 jaar geleden. Vroeger was hier een meertje waar de dieren kwamen drinken, de jagers vonden hier ook de goede stenen om hun wapens en werktuigen te fabriceren. Waarschijnlijk was er dus een industrieel centrum voor de productie van stenen gereedschap: messen, bijlen, speren, schrapers en bollen voor het slingerwapen. De gids brengt ons ook naar een prachtige canyon waar 10 meter hoge zuilen zijn blijven staan omdat er een hardere laag bovenop ligt die de erosie belemmerd. We wandelen helemaal door het halfdroge riviertje in de canyon terug naar de Non en rijden dan weer verder richting Mbeya.

In Kizolanza Farm Campsite slaan we onze tenten op.

Vrijdag 20 april, Kizolanza Farm Campsite (door Koen)

Tijdens het ontbijt (met verse broodjes en Piets spek met ei (backbacon van Farmers Choice)) beslist de reisraad dat we hier een dag zullen blijven, en daarna zullen we proberen in twee dagen naar Mbeya te rijden (290 km).

Sofie doet wat schoolwerk en Piet monteert een hangmat tussen twee bomen. Naas leent twee mountain bikes en moet toch een uurtje werken vooraleer ze voor onze normen berijdbaar zijn. Piet en Sofie willen ook fietsen, dus worden de minifietsjes uit de laarzenbak gehaald. Heidie maakt heerlijke bloemkool in witte saus klaar met aardappelen en Farmers Choice Beef Viennas (Keniaanse knakworsten, die gebakken net als smokies smaken)

De kinderen wassen af en stappen dan op de fiets. We rijden eerst over de tractorwegen van de boerderij door maïs en tabaksvelden tot aan de tabaksfabriek. Hier worden vier maanden per jaar 90.000 tabaksbladeren per dag verwerkt. Ze blijven 7 tot 8 dagen in een droogkamer van 60 graden. De laatste bossen moeten er hier duidelijk aan geloven. De steenkool die hier af en toe gebruikt wordt kost immers driemaal duurder dan het brandhout. De tabaksfabriek is eigendom van een Zimbabwaan. Er wordt 54 hectare bebouwd en 103 arbeiders tewerk gesteld. Daarna gaat Piet voorop rijden. Hij loods ons langs smalle paden naar een nabijgelegen dorp. We kruisen de Tanzam en proberen via de andere kant van de Tanzam terug aan de ingang van de campsite te raken maar komen in een moeras terecht en moeten rechtsomkeer maken. Sofie vindt dit "avontuur" maar niets, Naas slaagt erin om dwars door het moeras te blijven fietsen maar komt toch terug met modderige banden, voeten en sandalen. Tegen de avond komen er twee overlandtrucks op de campsite aan. Een van de trucks was deze morgen nog in Malawi en reed vandaag iets meer dan 500 km.... niet echt iets voor ons.

Zaterdag 21 april, Chimala Church of Christ Hospital

Deze morgen is het bibberkoud: 15°C. Onze eerste stop is John' Corner maar dit dorpje noemt al lang Mafinga. Koffie drinken en elementaire inkopen. De heuvels in de omgeving zijn in gebruik genomen door de houtindustrie: perfect aangeplante eucalyptus en sparrebossen. Treinen (op de Tazara natuurlijk) en vrachtwagens (op de Tanzam natuurlijk) voeren het hout richting Dar Es Salaam.

Rechts in de verre diepte zien we de Usungu moerassen, het verlengde van het Ruaha National Park. Prachtig landschap, grootse vergezichten. Na Makambako rijden we vlak langs de Tazara, maar we zien geen treinen. In gans Tanzania zagen we nog niet één rijdende trein, alhoewel we toch langs een paar belangrijke lijnen reden. Misschien rijden de treinen alleen 's nachts of zoiets. Of rijden er helemaal (bijna) geen treinen?

In Wangin'ombe stoppen we voor het middagmaal onder een gigantische boom. Niemand komt ons lastigvallen. Er komen zelfs geen kinderen kijken.

De volgende stop is in Igawa. Heidie en ik wandelen het ganse dorpje door op zoek naar een eventuele slaapplaats. Een vriendelijke priester spreekt ons aan (waarschijnlijk een van de enige mannen van het dorp die goed engels spreekt), maar bij z'n kerk is er niet echt een goede plaats op te overnachten, en morgen is het zondag.

Chimala is duidelijk een groter stadje. Bij het binnenrijden zien we een rij betonnen reclamepanelen: Church of Christ Hospital, Church of Christ Mission, Church of Christ Primary School. Heidie en Sofie gaan poolshoogte nemen. Sofie komt terug met een lokale gids. Ze stappen in en we rijden het gigantische terrein op. De gids loods ons voorbij een bewaakte poort tot in de tuin van de Amerikaanse admistrators van de missie. Ik ga nog een wandeling maken maar vind het einde van het missie terrein niet, blijkbaar loopt het gewoon de Kipengere bergen binnen.

Zondag 22 april, Mbeya

Naar Mbeya is het ongeveer 80 km rijden. De supermarkt die de amerikaan ons wees is gesloten op zondag. Achter het Oilcom bezinestation vinden we toch een winkel die op zondag open is.

Het eerste hotel dat volgens de Footprint reisgids ook een campsite is wil ons ongeveer 35 euro aanrekenen om hun parking te gebruiken. "It is not so much, 55.000 Shilling only, very good price" maar douche gebruiken of zo is er niet bij. De Green View Inn Campsite is vijf maal goedkoper. De poort van de campsite is echter met een groot maalslot gesloten die de receptioniste niet openkrijgt. Als ik erin slaag, dankzij een ruime hoeveelheid WD 40, en een goed gemikte klop met een ijzeren staaf het slot open te krijgen blijkt dat poort onderaan tegen de beton schuurt en bijna onmogelijk open kan. Marco Forsato komt eraan te pas. Eenmaal de kamion is geparkeerd blijken de sleutels van de douches een even groot probleem.

Naas en Piet gaan internetten en we spreken af dat we hen om vier uur zullen vinden in of aan Nane Internet Café. Wanneer we om vier uur dertig aankomen aan Nane is het internet café gesloten. Niemand in de buurt heeft onze jongens gezien. Uiteindelijk gids iemand ons naar een ander internetcafé en inderdaad in de straten nabij het café vinden we eerst Naas en daarna Piet. Mbeya is de derde grootste stad van Tanzania, maar op deze zondagnamiddag zodanig uitgestorven dat Naas en Piet terugvinden een makkie was. Piet heeft een restaurant uitgekozen dat nu een nightclub met jackpots blijkt te zijn. Dus gaan we naar zijn tweede keuze. Een ongezellige imitatie van een leeg Mac Donalds interieur (of een modern stationsbuffet). Het lijkt gesloten maar een eenzame ober roept ons binnen. Even later verschijnt er ook een kok. Sofie verdwijnt onmiddellijk in de keuken en helpt effectief om onze bestelling klaar te maken. Twee spaghetti's Bolognese en drie Latino Chicken Rice. Er is niks bolognese te herkennen en niks latino aan onze chicken rice maar het is wel lekker. Als we het restaurant verlaten is het nog steeds leeg. We komen net voor de duisternis terug aan de Green View Inn Campsite.

Maandag 23 april, Mbeya - Tukuyu

De Dhi-Nreyu Mashid Al Bara'a Bin Aarib (een moskee dus) is naast de deur. De luidsprekers zijn prachtig op onze daktenten gericht. Allah Akbar, Mohammad Rasoul. En dit reeds voor zonsopgang, om halfzes of zo. De poort opent ditmaal toch iets makkelijker dan gisteren.

Zodra we de Tanzam verlaten richting Malawi begint de weg sterk te klimmen. Op de veldjes op de vrij steile hellingen worden hier vooral groenten gekweekt: wortelen, tomaat, kool.... De groenten worden op indrukwekkende wijze met grote houten karren naar de stad gebracht. De lompe karre zijn gebouwd op een afgedankte achteras van een of andere jeep. Om de lege karren naar boven te krijgen moet je reeds met minstens drie man duwen. Naar beneden gaat makkelijker. De zware volgeladen karren halen makkelijk 50 km per uur. Een man zweeft of loopt met reuzepassen in het gareel van de kar. Een andere zit boven op de lading en moet de kar in evenwicht houden. Leunt hij naar achter dan gaat er een oude autoband die onderaan de kar is bevestigd over de asfalt slepen als rem. Leunt hij teveel naar voor dan komt de loper in de problemen. Hoe men de bochten rijdt is mij nog een raadsel.

De toppen van de heuvels zitten in de wolken, gelukkig hebben we de klim naar het Poroto krater meer gisteren reeds afgeblazen, het zou toch een toch in de mist geworden zijn. De weg blijft steil klimmen tot in Isongole waar we een koffiepauze houden. Zodra we over de pas zijn veranderen de velden in bananenplantages en maïs. Even na de middag rijden we Tukuyu binnen. We parkeren op het domein van het Landmark Hotel in het centrum van het stadje, vlak naast het "clock tower" plein. Elk zichzelf respecteren stadje heeft minstens één "clock tower" op een rond punt. Hier is er wel een toren maar geen clock.

Na het eten ga ik wat fotograferen en ronddwalen op de markt. Even later loop ik Heidie en Sofie tegen het lijf die mij achterna gekomen zijn. We wandelen door elk steegje dat het centrum rijk is en keren dan terug naar het Landmark Hotel. Sofie heeft genoeg gewandeld. Ik ga met Heidie nog in het andere deel van het stadje op verkenning. We zijn verbaasd als we twee grote zware kerkklokken zien staan op een grasveldje, 1926, "Herr Mach Uns Frei". De bouwmeester van de nieuwe Lutheraanse kerk legt uit dat het een geschenk is van een Duitser. Hij leidt ons fier rond in het nieuwe bouwwerk, vanzodra het gebouw klaar is zullen ze de klokken op hangen.

Het internet alhier is geen groot succes, maar ik vind toch wat onduidelijke informatie over de grensovergang van Malawi naar Mozambique. De visa voor Mozambique zijn 'misschien' aan de grens te krijgen. In de ambassades in Lilongwe of Blantyre moet je soms een week wachten.

De avond brengt regen en mist. We mogen ons in een zeer propere kamer op de eerste verdieping gaan douchen.

Dinsdag 24 april, naar Malawi

De regen en de kou (slechts 21 °C) houden ons iets langer in bed. Voor het eerst sinds lang worden de tenten nat opgevouwen tussen twee regenbuien door. We verlaten het Landmark Hotel in de mist. Even buiten Tukuyu rijden we door fris groene theevelden, de heuveltoppen verstoppen zich in de wolken. De indrukwekkende afdaling naar het Malawimeer toe kan ik het best vergelijken met een vliegtuiglanding. Ons laatste stuk Tanzania is mooi bebost. Ergens tussen tien en elf zijn we aan de grens. De geldwisselaars overvallen onze truck, we wisselen onze overschot aan tanzaniaanse shilling om in malawiaanse Kwacha. De immigratie officer is verbaasd dat ik de vijf formulieren onderteken. Wanneer ik beweer dat dit in ons land normaal is, vindt hij het ook OK. Een tanzaniaanse maama die voor de douane werkt kijkt nors naar mijn road tax receipt. So little. This is peanuts. In Rusumo betaalden we tot Arusha. Een twee assige vrachtwagen moet 6 USD per 100 km betalen. Normaal zouden we zeker nog 120 USD moeten betalen maar na wat op en af gebabbel met de norse dame, komt een vriendelijke man vanop het volgende bureau de zaak regelen. 37 USD bij te betalen. De berekening van dit bedrag is echt een grap. Van Dar Es Salaam tot hier kost het 97 USD min de prijs van Rusumo tot Arusha (60 USD) makes 37 USD. Dit is echte wiskunde met een vleugje afrikaanse logica. We kunnen naar Malawi.

WORDT VERVOLGD: dagboek Malawi