Op weg naar Nepal 100 km voorbij Dehli, Zaterdag 29 september

Van Chandihar naar Dehli 26 september 2001

De rustige plaats op het geschikte veld (zie vorige week) bleek toch een verborgen gebrek te hebben. Toen we wilden gaan slapen (de kinderen sliepen al) horen we in de verte een nieuw lawaai van een of andere fabriek, even later begint het te stinken en te stinken. Volgens Heidie een zure chemische verbrande hars, volgens Naas een stinkende, smeltende sterk geurende lijm. Even denk ik om op te kramen en te vertrekken, maar waar naartoe in den pikkedonker? Met het laken voor neus en mond hopen we de nacht te overleven. Gelukkig verdwijnt de geurin de nacht en tegen de morgen zijn we het bijna vergeten.

Toch vertrekken we reeds om 8u30, een record. Vanaf Ambala wordt de weg inderdaad een goede viervaksbaan en we schieten dus vrij goed op, op deze vlakke autosnelweg. De enige verschilletjes met een europese snelwegen zijn:

Als we de provincie Dehli binnenrijden is er een snelheidsbeperking die door vrijwel iedereen wordt gerespecteerd. De eerste kilometers is dit aangenaam, maar enkele kilometer verder is de snelheid gedaald tot enkele kilometer per uur. Onze kaart van Dehli blijkt slechts een benaderende schets te zijn, maar toch slagen we er in om rechtstreeks naar Qudsia Gardens Tourist Camp te rijden. Gelukkig kwamen we in Dharamsala Filip uit Tongerloo tegen die ons de tip gaf om in de Lonely Planet van 1997 te kijken in een tweedehands boekenwinkel, daar vonden we deze Tourist Camp.

Het is 13u30 als we de poort van de camping binnenrijden, gelukkig hadden we links, rechts en boven vijf centimeter spelling. Op de camping treffen we een frans koppel met autopanne (ze staan hier al tien dagen en de man is ziek geworden) en een zweed die al vijf jaar in India en Nepal op en af reist. Het plan om nog een stadsbezoek af te leggen wordt niet uitgevoerd. Ik werk een paar uur aan de aluminiun bakken op het dak die onze slaapkamers vormen, en leg de alumium traanplaten terug vast die het dakterras vormen, want hier is er electriciteit voor mijn boormachine.

's Avonds ga ik met Barbara naar een internetcafé, met de riksja natuurlijk en met de riksja terug. We vernemen dat Lut en Luc er morgenavond niet zullen zijn omdat North West airlines zijn contract voor de vluchten naar Dehli met KLM opzegde naar zwarte dinsdag. Ze komen via Bombay na tussenkomst van een bevriende arts en onze famiale konnekties in de luchtvaartwereld. Dit keer wordt Heidie officieel ziek verklaard, onze familie is in echte problemen en heeft dus dringend de familiale hulp van de familie Vandepitte-Walleyn nodig. KLM vindt dit een gegronde reden om nieuwe ticketten uit te schrijven. Lut schrijft: "wij geloven niet rampen" Voorziene aankomst te Dehli op 28 september: 7u55.

Dehli, 27 september 2001

In de voormiddag bezoek ik met Barbara en Piet het rode fort van de Moghol keizers. Hier hebben ze blijkbaar de toerist als melkkoe gevonden. De toegangsticketten voor indiërs kosten 5 roepies, voor buitenlanders 5 US$ (of 235 roepies) We worden naar het lokket voor de toeristen geleid maar ik stap naar het lokket voor de indiërs en steek tien roepies door de tralies en krijg twee ticketten. Aan de eerste security checkpost slaag ik er vrij vlug in indiër te zijn. Aan de tweede checkpost is het iets moeilijker maar als ik beweer resident te zijn en mijn residentkaart vergeten heb lukt het uiteindelijk toch om binnen te raken. De staat van de vroeger prachtige gebouwen is bedroevend. De vroegere glorie is nauwelijks nog te herkennen, echt jammer.

Na het fort bezoeken we een Jain-tempel en het bijhorende vogelziekenhuis dat vol zieke duiven en kippen zit. Vandaaruit nemen we een fietsriksja naar de grote moskee. Ook hier een vrij belabberde toestand van dit prachtige monument; de grootste moskee van India voor 25.000 moslims. We beklimmen de 40 meter hoge minnaret waar we een mooi zicht over oud Dehli hebben. We wandelen door enkele straatjes van oud Dehli en kopen wat eten en zelfs ijs en dan vlug een riksja terug naar Tourist Camp.

De plannen om in de avond een tweede stadbezoek te maken vallen in het water omdat Sofie een flinke dut doet. Ik ga dan maar een taxi gaan bestellen voor de volgende morgen om onze bezoekers af te halen.

Dehli, 28 september 2001

Om zeven uur is taxi chauffeur stipt op tijd terwijl ik nog aan het ontbijt bezig ben in de kamion. Tegen twintig voor acht ben ik met Barbara en Sofie aan de luchthaven, we zijn niet helemaal zeker als we wel in de juiste terminal zijn: de vlucht van Bombay naar Dehli is toch een binnenlandse vlucht, komt die aan in de internationale terminal? We willen binnen gaan in de aankomsthal maar dat kost 50 roepies, ik kijk binnen in de hal en zie Lut en Luc naar buiten komen!

Lut en Luc zijn al zeven uur in de luchthaven. We zijn sneller dan verwacht terug op de camping. De rugzakken worden uitgeladen. De tafel in de kamion ligt boemvol met alles wat ze voor ons hebben meegebracht:

De rest zullen we op de fotos wel terugvinden.

Lut en Luc proberen wat te rusten maar zijn snel weer van het dak. Ik begin te sleutelen: het oliedrukcontact past, de bouten voor het kleppendeksel passen, de rubbers om de diepste putten op te vangen zijn ook snel gemonteerd.

Om 15 uur vertrek is met Luc, Barbara, Naas en Piet in de scoterriksja naar Connaught Place. Na wat pallavers spreken we af voor 50 roepies. Aangekomen geef ik 100 roepies en krijg slechts 40 roepies terug. De prijs blijjkt 60 roepies te zijn in plaats van 50. In een blitzactie trek ik de sleutels uit het contact van de scooter. De verkoop van de sleutels voor 10 roepies was zeer snel geregeld. De riksjchauffeur is en blijft verbaasd achter.

Connaughtplace zijn drie grote cirkelvormig straten met collonades. We kopen er een nieuwe reisgids van footprint omdat er daar vele campeermogelijkheden in staan die we niet vinden in de Lonely Planet. We halen roepies uit de muur in de Grindlays bank. We kopen etenswaren in een sjieke winkel (ze verkopen er ook perzieken aan 12 euro per kg en evian water aan 3 euro de liter).In een ondergrondse markt koop ik een Timberland hemd zonder ®. Daarna stappen we de Pizza Hut binnen. De kinderen zijn tevreden. De riksja die ons terugbrengt is eerlijker.

Zaterdag 29 september

Papa Luc krijgt cursus dakwerker van Naas, tis te zeggen hij leert de tenten en aluminium bakken samenvouwen. Papa Koen steekt de veel te drukke straat over om een groot blok ijs te gaan kopen. De campinguitbater probeert nog 120 roepies te veel te vragen zonder succes. Om 11u30 zijn we de baan op. Eerst nog een rondetje te veel door Dehli en dan de goede weg op richting Nepal.

Er zijn wegenwerken aan de gang om de National Highwayb 24 om te bouwen tot een viervaksbaan en dit betekend dus telkens stapvoets verkeer. We schieten nauwelijks op.

Het middagmaal nuttigen we onder een grote boom op een zijweggetje. Om drie uur gaan we nog tot vijf uur het hectisch verkeer in. We slaan een zijweg in en camperen op een veld langs de spoorweg Delhi-Lucknow.

Barasinga Rest House, Woensdag 2 Oktober

Verder richting Nepal, Zondag 30 September 2001

Eerst nog vijfenzeventig kilometer langs de NH 24, een drukke hoofdweg (Dehli-Lucknow). Enkele kilometer voor Rampur doen we inkopen: twee levende verse kippen (ja levende), en wat lekkere toasten (want brood vinden we hier niet) en ook ijs. Vooral de aankoop van een grote blok ijs voor de kapotte frigo was weer eens een leuke ervaring, eerst krijg ik vier tot vijfmaal te horen dat hier geen ijs te krijgen is (het duurt telkens lang vooralleer ze begrijpen wat ik zoek) daarna wordt ik (terwijl ik wacht tot de kippen zijn gepluimd) tot bij de apotheker van het dorp gebracht die het woord 'Ice' echt blijkt te verstaan. Zodra de kippen betaald zijn sleept iemand mij mee naar de overkant van de weg waar een hoop zakken en vodden blijkt te liggen. De zakken en vodden worden wat verschoven en onder een laag stro blijken de grote ijsblokken te liggen die ik zoek. De ijsblok die ik koop wordt verder in de straat aan een pomp afgewassen. Ik vraag nog na als ze de gasflessen kunnen vullen en krijg een adres vijftig kilometer verder langs onze weg.

Vanaf Rampur moeten we gelukkig langs secundaire wegen waar duidelijk minder verkeer op is. Op de middag slaan we een rustig weggetje in en zoeken een plaats waar we kunnen draaien (niet evident). Daar waar we kunnen draaien met onze kamion kunnen we natuurlijk ook blijven staan om de eten. Terwijl de vrouwen koken, lees ik de Knack die zuslief meegaf met de bezoekers (dank u). Het aantal kijkers neemt toe. Terwijl we eten moet ik ze af en toe wat naar achter jagen. Maar telkens als ze terug komen, zijn het er meer, en moet ik ze dus iets verder en iets luidruchtiger wegjagen. Iets later horen we plots alle kinderen schreeuwen en zien we ze in de bossen en velden vluchten, de politie is aangekomen en vraagt ons wat het probleem is. Ze zijn zeer vriendelijk en hebben blijkbaar begrip voor de situatie. Ze jagen alle kijklustigen weg en we hebben nu voor vijf minuten rust.

Tegen 16u30 komen we op de plaats waar we denken de gasflessen te kunnen vullen. Op het centrale rond punt is een man bij het zien van het blaadje direct berijdt ons naar het gevraagde adres te brengen. We komen echter niet bij Bansaltreders zoals op het blad staat maar bij Bansal garage. Daar legt een politieagent uit aan onze gids waar we moeten zijn voor de gasflessen. Na vijf kilometer rijden komen we in een rijstfabriek, (ook met Bansal in de naam) hier verkopen ze geen gas maar rijst. We keren in een derde poging terug naar het rond punt en de vlakbij gelegen markt, hier brengt onze gids ons naar een gewone gasverkoper, die zoals we al lang weten enkel lege met volle flessen verwisseld. We besluiten onze pogingen om gas te vinden voor Nepal, te staken en rijden verder richting Kichha. Het eerst voor ons berijdbare weggetje slaan we in, het bord zegt "Ahmad Agriculture Farm, 1 km" Na een kilometer loopt het mooie asfaltbaantje dood in een boederij. We mogen er blijven kamperen. 's Avonds blijkt dat de boerderij wordt bewoont door een moslimlid van het congres van de congrespartij. Volgens de zoon die ingenieur is en perfect engels spreekt is alles in India corrupt, en dat zal dan ook wel het mooie asfaltbaantje verklaren. In elk geval wij krijgen thee en een veilige kampeerplaats. Terwijl Naas en Luc de slaapplaatsen klaar maken, monteer ik de kilometerteller uit de 'zwijnen-ech-non'. Nu weten we weer waar we zijn, het verdwaald probleem is opgelost.

Nepal, Mahendranagar, Maandag 1 Oktober 2001

's Morgens worden we door de regen gewekt rond zes uur dertig. Iedereen is vlug uit bed en beneden. De regen is al even snel weer weg, we ontbijten op het terras van onze gastheer en krijgen thee.

Om 9u23 beginnen we te rijden (volgens de sprekende klok Luc Vandepitte). De kilometerteller werkt en na 1 km zijn we inderdaad weer op de hoofdweg. (op de kilometerteller staat dan natuurlijk 800 meter want ik moet alles met 1,2 vermenigvuldigen, ook de snelheid, omdat de wielen een omtrek hebben die 1,2 maal groter is dan origineel) De weg blijft goed tot aan de grens met enkele smallere maar confortabele bruggen. Net voor de grens willen we eten en een vriendelijke dorpsverantwoordelijke stopt met zijn moto om te vragen wat we gaan doen. Hij verteld ons dat de grens van 12 tot 2 open is en dan van 6 tot 7. Dus wordt het een snelle maaltijd en dan op de grens. Net voor de grens moeten we over een stuw die het water van de Sarda rivier afvoert naar het zeer belangrijke Sarda irrigatiekanaal en het is de brug hierover die beperkte openingsuren heeft. Naast de beperkte openingsuren heeft deze brug ook een zeer beperkte breedte en is zeer lang (enkele honderden meter). We moeten vrij lang wachten vooralleer er geen brede tegenligger afkomt. En dan mogen we van de bewakers oversteken. De meeste voetgangers kruipen over de leuning omdat er geen plaats genoeg is al wij passeren. De fietsers is problematischer, ze moeten allemaal aan de zelfde kant van de brug staan (voor hen rechts, dus onlogisch) en moeten ook de helft van hun stuur door de brugliggers steken. Als ik dan aan de andere kant tot op een paar centimeter van de brugliggers nader kunnen we net kruisen. Het grootste probleem vormt een fiets met een grote zak achterop. De zak wordt door de kamion een beetje weggeduwd en dan kunnen we kruisen. De indische immigratiedienst aan deze grenspost is een tafeltje onder een afdak. We ontmoeten er vier polen met de rugzak en een canadees op de moto. De doeaniers hebben een echt bureel. Ze werken traag maar zeker verder naar een uur zijn alle papieren ingevuld, de kamion wordt niet gecontroleerd.

We maneouvreren door enkele barrakken en zijn dan in niemandsland waar blijkbaar veel volk woont. Een kilometer verder komen we aan de houten slagboom (dus een gewone boom) van de nepali. Tot mijn verbazing is het immigratiekantoor 500 meter verder, we moeten er te voet naar toe. De visa voor 60 dagen kosten 30 US$ per stuk de kortere visa ook. Gelukkig zijn de inspecteurs zo vriendelijk op te merken dat het onder de 10 jaar gratis is, wat ons 60 US$ bespaart. Ze vragen 10 US$ smeergeld, jammer. De douane gaat vlotter, ze stempelen de 'carnet de passage en douane' af alhoewel die hier niet geen garantieverleend, en ik moet in een boek zelf het nummer van de carnet en van onze vrachtwagen invullen.

Het is 6 km naar Mahendranagar en onderweg kruisen we een duitser, we stoppen, hij heeft iemand van het Barasingha Guest House mee; we krijgen een plannetje en besluiten op aanraden van de duitser om daar te gaan kamperen. Onderweg in het Mahendranagar centrum wisselen we indische in nepalese roepies (vaste koers 1,6) en kopen wat eten (we bezoeken negen winkels om voldoende brood (pauroti) te bemachtigen).

We parkeren in de tuin van het Barasinga (moerashert) Rest House vlak naast de ingang van het Sukla Phanta park. We drinken er twee flessen geimporteerd tuborg-bier.

Sukla Phanta Wild Live Park, Dinsdag 2 Oktober

Deze morgen staat de wekker op 6u30 want we willen al om 8 u met een jeep het Sukla Phanta park binnenrijden. Ik vertrek met de gids naar het hoofdkwartier van het park, het vinden van ticketten voor buitenlandse toeristen is verre van evident, vorige maand kwamen hier maar acht mensen op bezoek. We zijn hier dus duidelijk in een weinig bezocht park. De ingang kost 500 nepalese roepies per persoon en 2000 roepies voor de jeep. Vooral het toegangsticket voor de jeep is problematisch er zijn geen voorbedrukte ticketten van 2000 roepies beschikbaar, uiteindelijk vinden ze een stempel van 2000 R en dan kan het ticket snel worden uitgeschreven.

De jeep is een TATA met Indische nummerplaat. We kunnen er net met elven in. Ons zessen, Lut en Luc, twee gidsen en de chauffeur. De picknick is mee we blijven normaal tot zonsondergang in het park. Het eerste deel van, het trajekt verloopt vlot. We zien een aantal wilde pauwen en een grote zwerm groene parkieten. Het vervolg van de rit wordt iets problematische de weg wordt een beetje slijkerig en de jeep begint af en toe te slippen, 100 meter verder staan we vast in een kleine modderplas, dit is duidelijk geen vier maal vier jeep. De chauffeur probeert vooruit en achteruit, zonder resultaat natuurlijk. De gidsen proberen de jeep achteruit te duwen, zonder resultaat. Luc en ik stappen dan ook maar uit om te helpen, we krijgen de jeep enkele meter achteruit tot op de vaste grond. De banden van de jeep hebben helemaal geen profiel meer. De chauffeur rijd hem in een tweede poging weer mooi vast in het slijk. Nu blijjkt dat de chauffeur vrij onervaren is en nog nooit in het park was en dus ook niets van modderwegen weet. Het duurt een tijdje vooralleer ik hem kan overtuigen om verder achteruit te rijden en dan met een aanloop (en dus voldoende snelheid) door de plas te glijden. Iedereen moet uitstappenvan de chauffeur want hij heeft blijkbaar weinig vertrouwen in zijn eigen rijkunst. Een kilometer verder staan we weer vast, nog meer duwen. Het blijkt hier ook vol met bloedzuigers te zitten die zich zeer hardnekkig in je vel vastzuigen, ze zijn glibberig en om ze van je vel te trekken moet je ze zeer goed vastgrijpen. Ook Sofie wordt gebeten door een bloedzuiger op haar buik. Hoe die bloedzuiger daar komt is ons een raadsel. Na tien minuten in de jeep worden er nog meer bloedzuigers gevonden, een ware pest.

We komen in een militair kampje, en wat later lunchen we op een uitkijktoren naast een meertje dat helemaal vol gegroeid is met waterplanten. We zien er enkele mooie vogels, maar het wild laat zich niet zien. Na de middag zien we enkele axisherten en één wilde hond die de weg kruist. Enkele modderachtige stukken weg worden vrijwel probleemloos overgestoken, de cahuffeur leert bij. Even later staan we voor een echte modderpoel die wel vijftig meter lang is, we inspecteren de poel en de chauffeur besluit toch een poging te wagen. Na acht meter staat de jeep weer vast, Luc en ik zien het niet echt zitten om de jeep met vier personen door die lange modderpoel te duwen, gelukkig komen er een groepje nepali langs met zware pakken suikerrietstengels op het hoofd. Ze leggen eerst hun stengels wat verder neer en komen dan terug om de jeep te duwen. Met tien man lukt dit vrij aardig, maar aan het einde van de modderpoel slaagt de chauffeur er toch nog in om recht tegen een boom te sturen, de bumper is aardig gedeukt maar we kunnen toch verder.

De gids wou aan een rivier stoppen om drinkend wild te zoeken maar dit plan wordt afgeblazen. We bezoeken nog een andere uitkijktoren en rijden iets later toch nog naar de oever van een rivier. Onderweg zien we verschillende groepjes axisherten, en af en toe een pauw. We passeren ook vele en grote termietenheuvels die door Piet en Sofie worden herdoopt tot mierekastelen. Langs de oever van de rivier maken we een junglewandeling we vinden enkel de pootafdrukken van olifant en tijger maar de beesten zelf krijgen we niet te zien. Wel komen we een groep languren (apen) tegen die door de bomen slingeren, en nog meer axisherten.

De terugweg naar de ingangspoort verloopt probleemloos. 's Avonds eten we Chowmin en Birjani in het Barasinga Rest House. Voor de kindjes zijn er 'finger chips' (frietjes dus) waarvan Sofie bijna twee volle borden naar binnen speelt.

Aan de westoever van de Karnali, Woensdag 3 Oktober

Deze morgen ontwaken we rustig in het Barasingha Rest House, we ontbijten in de open hut die naast onze kamion staat. Luc en Naas ruimen de dakbakken op en de twee mama's doen nog wat was en verfraaien de binnenkant van de non. Sofie speelt met haar kleine doos duplo, die kleine doos wordt op reis veel meer gebruikt dan de grote kist op de Rio Claro.

Als ik het eten en drinken van gisteren en eergisteren wil betalen heb ik teweinig nepalese roepies, ik betaal in indische roepies en de eigenaar vertrekt om ergens wisselgeld te gaan zoeken, 260 roepies blijkt niet te vinden, hij blijft wel een uur weg. Na een half uurtje hebben wij alles klaar voor vertrek, maar de man is niet terug. Sofie gaat naar de kapper (meter Lut) en onder de pomp wordt ze afgedouched. Ondertussen vul ik mijn tijd met een paar stukken van de kamion te wassen, af en toe een stuk en zo blijft de kamion toch een beetje proper.

Om elf uur houden we het voor bekeken, in plaats van wisselgeld halen we twee flessen bier uit zijn frigo en vertrekken. Onderweg komen we hem natuurlijk tegen, hij was gewoon met de fiets naar de bank gereden, 7 km verderop om het indische geld te wisselen.

We rijden naar Mahendranagar city om Travel Cheques te wisselen en eten te kopen. De bank vinden is een hele opgave, de eerste bank (Nepali Limited) bevindt zich op de eerste verdieping en is slechts langs een groezelige trap zonder enige indicatie te bereiken, we waren er al voorbijj gereden met de kamion zonder het te zien. De tweede bank vinden we door viermaal links en driemaal rechts in te slaan. De lokketen bevinden zicht achter een hekkentje onder een afdak aan de straatzijde. Wij moeten eerst naar boven om wat papieren in te vullen, en dan naar beneden naar de kassa waar ook twee koeien liggen te wachten (misschien hebben ze geld nodig om gras te kopen). Het is twaalf uur als we aan de kassa bedient worden. We gaan terug naar de kamion, de kinderen zitten rechtover cola te drinken en de mama's zijn op zoek naar ijs. We draaien de kamion en pikken de mama's op.

Aan de hoofdweg gekomen zoek ik nogmaals naar ijs. Een vriendelijke jongen voert mij met de fiets naar een donker kot (enkel een zaklamp) waar een aantal mannen ijscrème bakken aan het vullen zijn met ijs en ijcrème. Met het ijs achterop een tweede fiets keer ik terug naar de kamion (en scheur mijn broek, bij het opstappen). We vertrekken onmiddellijk richting Bardia National Park het is immers al 12u30 en Lut en Luc zouden graag op 13 october in Kathmandou zijn als hun vliegtuig opstijgt.

De Mahendra Highway is zeer goed en buiten de dorpen is het zeer kalm. Er rijden vrijwel geen private auto's, enkel enkele autobussen en vrachtwagens. Het is echt een verademing in vergelijking met de indische wegen. Het landschap is prachtig, vele rijstvelden die nu prachtig lichtgroen zijn in het felle zonlicht en vele traditionele lemen huisje met twee verdiepingen, hoogst waarschijnlijk zijn er hier regelmatig overstromingen want ook de weg is vrijwel overal op een lange dijk gebouwd. Op de middag (tis te zeggen na de middag) eten we een heerlijk koud gerecht in de bossen langs de kant van de weg.

Tegen tien voor vijf zijn we aan de Karnali net voor de grootste brug van Nepal (een echte hangbrug). Heidie schrijft een brief vanuit 'Tibet'. Aan de overkant kijken we op Bardia National Park. De krokodillen en de gangesdolfijen laten zich nog niet zien.

De nacht brengt regen en om 22 uur 20 willen Lut en Luc komen slapen en ze brengen regen mee. We zetten dus maar de tenten op in de pikkedonker, alleen de muskietennetten stonden op en die laten nogal wat regen door.

Hamadi, Donderdag 4 Oktober

Deze morgen zijn Luc en Lut de vroege vogels, Piet is al een tijdje wakker maar heeft geleerd om in de tent te blijjven. Volgens de sprekende klok vertrekken we om 9u15. Net na de reusachtige hangbrug over de Karnali komen we het Bardia park binnen, we krijgen een blaadje mee waarop genoteerd wordt wanneer we de slagboom passeren. De maximum snelheid is 40 km per uur en we moeten er dus 22 minuten over doen om aan de volgende slagboom te komen. We houden ons goed aan de snelheidslimiet en worden beloond met een grote kudde axisherten. Het park is hier sterk bebost en het is dus moeilijk om het wild op te sporen.

De weg ligt zeer goed en er is vrijwel geen verkeer. Wel zijn er af en toe enkele heilige koeien die niet uit de weg gaan, ze zijn gewoon van voorrang te krijgen en blijven dus mooi op de weg lopen ook als we naderbij komen en trompen. Het is dus af en toe sterk remmen en weer optrekken als de koeien voorbij zijn.

Na het park is het landschap prachtig. De huizen zijn van leem en contrasteren mooi met de verschilende groenkleuren. regelmatig komen we over een prachtige rivier. Alle bruggen zijn gebouwd met medewerking van de Indisch-Nepalese coöperatie en zijn zeer nieuw en in zeer goede staat.

Kort voor de middag wordt de weg afgesloten door een grote groep schoolkinderen in lichtblauw uniform, twee meisje houden een mooie rose lint over de weg. Ze zamelen geld in om een schoolreisje te maken naar Pokhara, en vragen eerst 100 roepies en dan 1000 roepies. Ze hebben echte gedrukte ticketten bij en ik zie dat de meeste voorgangers 10 roepies hebben betaald. Ik betaal 20 roepies en we mogen over de rose lint rijden.

Rond twaalf uur zoek ik een plaats om te eten en hoor plotseling zeer veel lucht ontsnappen, ik stop en hoor en zie de linkerachterband leeglopen. Lekke band dus. Luc en ik beginnen aan het zware werk, op de reis naar Noorwegen deed ik er 4 uur over om een wiel te verwisselen. Luc begint het reservewiel boven de chauffeurszetel te demonteren terwijl ik de lekke band probeer los te krijgen, een wielbout blijft ronddraaien. Gelukkig stoppen er twee jeeps met armerikanen die hier al zes werken in een plattelandsontwikkelingsproject. Ze bieden onmiddellijk aan om te helpen. We hebben te weinig houten blokken mee om de kamion voldoende hoog te kunnen opkrikken, maar de amerikanen laten een vrachtwagen stoppen die zijn krik uitleent. Tijdens de werken begint het erg te regenen maar dit kan ons niet deren. Met de hulp van vele handen wordt de klus uiteindelijk in iets meer dan twee uur geklaard. Ik neem een douche en doe verse kleren aan. We eten midden om de weg met de gevaren driehoek achter ons.

Na de middag schieten we nog goed op en om 16u30 stop ik in Hamadi om inkopen te doen. We vinden wat we nodig hebben met uitzondering van melk, boter en ijs. Wel vinden we een fabriekje waar ijsjes worden gemaakt in weinig hygiënische omstandigheden. Na een uur rijden we Hamadi uit op zoek naar een slaapplaats net buiten het dorp zie ik een melkwagen. We stoppen om melk te kopen. Na wat gepalaver gaat de melkwagen bovenaan open en wordt er twee liter melk uitgeschept, lekker fris gekoelde melk en gratis. Honderd meter verder vinden we een kampeerplaats in de tuin van het laatste huis van het dorp.

`terug naar boven