zevenenveertigste week

Van Phang Nga baai naar Krabi, Vrijdag 24 mei

De zon priemt om zeven uur door de bewolkte hemel de tent in, dus toch geen zondvloed. De ochtendtemperatuur is toch drie graden onder de dertig en dus aangenaam. Als ik de klimaatgegevens op de Michelinkaart bestudeer ontdek ik dat Ranong een echt microklimaat heeft met ontzettend veel regen in de maanden juni tot september, maar liefst 700 mm per maand (in België 800 mm per jaar) en per jaar zes maal meer dan in Vlaanderen. Nu zijn we echter tweehonderd kilometer zuidelijker en hier valt er gemiddeld slechts 300 mm deze maand en dit verschil is nu al merkbaar. Tijdens het ochtendritueel waartoe naast het ontbijt ook het afscheuren van een blaadje van de wetenschapskalender (deze week straalstroomweek) en het openen van ramen, deuren,.... ontdekt Sofie een kikker met prachtige zuignappoten die aan het raam zit te wachten om naar buiten te kunnen, hij huppelt wat rond op het aanrecht vooralleer hij met behulp van een glas en een computerdisquette uit huis wordt gezet.

We rijden de heuvels door richting Phang Nga en zien vanuit de hoogte de grillige en uiterst steile kalksteenrotsen verschijnen achter de beboste, glooiende heuvels. De steile rotsen van de Phang Nga baai zijn echt bebost, het is mij een raadsel hoe dit bomen op zo'n steile wand kunnen groeien. Maar waarschijnlijk is dit het gevolg van het vochtige tropische klimaat.

In Phang Nga doen we inkopen en rijden dan door naar de pier voor een boottochtje door het waterbos (mangroven) naar de met rotseilanden bezaaide baai. Onderweg blijkt iedereen kapitein te zijn en aan de pier (een betonnen kaai aan de oevers van één van de vele zeearmen) worden we onmiddellijk aangeklampt. We huren, voor 500 Batth, een longtail-boot voor een tochtje van twee uur naar de drakengrot en het Ko Panyi muslimdorp dat op palen in zee, tegen een rots is aangebouwd. Gelukkig heeft het bootje een zeil als dak want als we net vertrokken zijn krijgen we een eerste bui over ons hoofd. De tocht door de mangrovebossen is echter prachtig en we gaan door zeer smalle kronkelende kanalen, waar de kapitein behendig tussen de luchtwortels laveerd. Soms is het net alsof er geen uitweg meer is, maar even later zijn we toch weer in een breder kanaal met zicht op een rots die volgens kenners de vorm van een hondekop heeft. In het moslimdorp stappen we uit voor een wandelingtje over de betonnen straatjes op palen. Het dorp is voorzien om honderden toeristen terzelfdertijd eten te geven, gelukkig is het regenseizoen hier geen hoogseizoen en kunnen we rustig door het dorp slenteren. Buiten de moskee en enkele gesluierde oudere vrouwen herkennen we hier echter weinig moslim cultuur. We eten een hapje gebakken rijst naast de pier en vertrekken dan richting Krabi. We zijn net op tijd bij de non om getuige te zijn van een poging tot inbraak; een zwart en wit gevlekte poes probeert via een dakklep binnen te komen maar Naas slaagt erin om dit te verhinderen.

De rotsformaties langs de weg zijn prachtig. Het dorp Ao Luk (waar de vier kinderen een ijsje krijgen) ligt helemaal omringd door vertikale rotsen van zowat 200 meter hoog. We genieten van een droge rit door de rubber en palmplantages tot aan het strand van Ao Nang op 18 km van Krabi. We zijn verbaasd hier een zeer toeristisch dorp te vinden. Het strand is ingesloten door de hoge kalksteenrotsen zodat het dorp echt opeengepakt is. Gelukkig zijn de grootste hotels nog in aanbouw zodat de sfeer van de bungalowaccomodatie nog aanwezig is. We vinden er internet en veel restaurants met westers voedsel, maar een parkeerplaats vinden blijkt moeilijker. Na een uur hebben we een plaats gevonden op een groot terrein van een hotelcomplex in aanbouw, waar de werken stil blijken te liggen. We gaan heerlijke spaghetti en frietjes eten, maar als we terug aan de kamion zijn blijkt de zus van de eigenaar te zijn aangekomen en die zegt dat we moeten vertrekken. Na wat discussie besluit ze om haar broer te bellen die drie kwartier later aankomt en ons ook zegt dat we moeten vertrekken. Hij vindt allerhande redenen uit waarom we niet mogen blijven staan, maar als we hem duidelijk maken dat we hem niet echt geloven mogen we toch blijven tot morgenvroeg, zeven uur (maar als Heidie vraagt wat het verschil is tussen zeven uur en negen uur moet de man toch een beetje lachen).

Ao Nang baai, Krabi, Zaterdag 25 mei

Om zeven uur liggen we nog rustig te slapen, even later maakt de zon ons wakker met zijn vertrouwde warmte. Na het ontbijt en afwas gaat Heidie met Sofie op zoektocht naar een nieuwe slaapplaats. Na driemaal nee te hebben gekregen, vindt ze een vriendelijk manager ad interim die werkt voor een zwitser die hier (iets verder in de straat) al vijftien jaar een bungalow resort heeft die nu gesloten is, wegens laag seizoen. We mogen de parking (in de schaduw) gebruiken. Samen met Barbara leg ik de tenten plat en met Barbara nog op het dak rijden we een paar honderd meter door de hoofdstraat van Ao Nang, naar onze nieuwe camping.

En nu het verslag van de reporter terplaatse:

Twaalf uur. Met een moessonvlaag boven onze kop gaan we op zoek naar een pizzatentje. Kletsnat vinden we een klein gezellig "restaurang". De pizza's zijn echt heerlijk, maar blijkbaar hebben ze maar één oventje, zodat de distributie maar langzaam verloopt. Vanaf onze tafel hebben we zicht op de donkere zee onder donkere wolken.

Niet het ideale weer om zoals gepland een boottochtjje op zee te maken, dus gebruiken we onze tijd voor nuttige dingen: Sofietje tekent tempels en speelt met de duplo en de gouden Boedha van Naas. Piet speelt met zijn nieuwe touw en zijn gele haak, die hij ooit gekregen heeft van de zee enkele jaaren geleden (Pas de Calais, 1998); samen met Naas bouwt hij een lift om de knuffels te transporteren naar de eerste verdieping, enkele uren speelplezier (benodigdheden: haak, touw, trekker, plakband, twee petflessen, knuffels) Barbara gaat internetten en chatten, alsook Naas. Pa probeert de foutjes op de website, die door de trouwe webmasterin in de vossesteert werden gemeld, recht te zetten.

Wanneer het bedtijd is voor de kleinsten moet helaas de liftconstrucie afgebroken worden, om te vermijden dat één van ons struikelt en naar beneden tuimelt.

Van Krabi naar Trang, Zondag 26 mei

Vandaag rijden we van Krabi naar Trang. Maar noch Krabi-stad, noch Trang-stad interesseren ons.

"PAPA DE KOFFIE IS KLAAR", dus dat is gemakkelijk om op te staan. Naas wordt moeilijk wakker, maar Barbara nog moeilijker. Als ze om tien uur uiteindelijk toch naar de aarde afdaalt kunnen we ons inpakken voltooien.

Zes kilometer verder is er een schelpenkerkhof waar er een laag schelpen in één of andere klei versteend zijn. De schelpen zijn 75 miljoen jaar oud en we hebben moeite om dit geologisch fenomeen van simpel ruw beton te onderscheiden. Helaas is het hoog water zodat we weinig van de schelpenrotsen te zien krijgen. Gelukkig ligt er ten behoeve van de ongelukkigen een stuk van dit 75 miljoen jaar oude beton op een piedestalletje met een uitleg in het engels erbij. Deze "Gastropod fossils" blijken zeldzaam te zijn en slechts op drie plaatsen in de wereld te zijn gevonden.

Met de vlam in de pijp scheuren wij tussen de kalksteenkolommen richting Trang. Rubber, palmen, ananas,... Op de middag maakt Barbara boel, en Naas een noedelfestijn (beter gekend als loelies) waar ik al drie dagen en nachten achter zaag, maar waar B. niet wil van eten omdat N. er met zijn vieze vuile poten heeft aangezeten. We hebben ze dus met vijven en veel smaak opgegeten. We zitten te eten in een typisch thais bushokje dat iets van de weg staat en als piknikplaats is aangeduid. We zijn er alleen en onze rust word door niemand verstoord, we lezen nog wat boekjes. En dan is het plots drie uur.

Met de vlam in de pijp scheuren wij tussen de kalksteenkolommen verder richting Trang. Rubber, palmen, ananas,... Twintig kilometer vòòr Trang slaan we voor een laatste maal af naar een thaais strand aan de Andamaanse kust. Pak Meng is het bekendste strand in de omgeving van Trang. Maar hier is er niets voorzien voor buitenlanders. De ganse promenade langs het lange zandstrand staat vol barakken waar ze octopussen en andere onduidelijk zeegespuis in deeg frituren. We bezetten zes parkeerplaatsen als we onder de hoge dennen parkeren en hebben prachtig zicht op het onweer dat van achter de vele eilanden en eilandjes in de zee komt aanwaaien. Ik snel de tieners ter hulp en zo zijn onze slaapkamers klaar vooralleer de zondvloed en de donderblokken over ons trekken.

Naas gaat met zijn moeder naar de meeneem-thai en komt terug met een noedelsoepje in een doorzichtig plastiek zakje en drie "kao puts" in een isomobakje. We laten het ons smaken en houden familieraad.

Van Trang naar Hat Yai, Maandag 27 mei

Van de reporter terplaatse:

Een schitterende ochtend aan alweer eens het strand; en toch onder hele hoge bomen, die als shelters dienen tegen het zonlicht. Ontbijt met versgebakken toasts en daarna natuurlijk het nooit aflatend enthousiasme van onze tieners, die zoals steeds staan te popelen en te kwelen van ongeduld om samen in peis en vree de daktenten af te breken. Na elf maanden is het nog steeds elke dag tweemaal hetzelfde afgeZAAGD liedje in stereo. Help.

We rijden oostwaarts vandaag. Prachig en tropisch regenwoud, tegen de middag bereikenen we de stad Trang (28 km). We rijden even verkeerd, we bezoeken de stad niet en we zoeken geen, en vinden dus geen grootwarenhuis, want eigenlijk kunnen de grote inkopen wel nog wachten . We rijden door richting Hatyai. In een gezellig rustig provinciedorpje gaan Naas en ik op zoek naar ijs. Waarmee we onze weg vervolgens langs een typisch perfecte Thaise baan.

En op ongeveer 15 kilometer voor Hat Yai staan we een weg in, op zoek naar een slaapplaats. De weg leidt door rubberbossen, en eindelijk vindenn we een gezellig plaatsjje aan het stationnetje van Bang Klam. Als de statiechef ons verzekert dat het niet zal regenen vannacht is de jeugd diep gelukkig; enkel de muskietennetten moeten worden opgezet. De streek is hier inderdaad iets minder groen dan aan de westkant van Zuid-Thailand. Vandaan zagen we alweer ontelbare rubberbomen, en oliepalmbomen, en kokospalmen en ananassen, en bananiers en nog veel meer van dat tropisch groen.

Tesco Lotus, Mac Donald en Hat Talo Kapo, Dinsdag 28 mei

We komen Hat Yai binnen langs een klein straatje waar we de kamion bijna vastrijden tussen de marktkraampjes. We zien de achterkant van een grote liggende Boedha en even verder kunnen we de kamion op een brug parkeren en we bezoeken een van de laatste thaaise Boedha's. De Boedha licht met zijn 35 meter lengte in een open tempel. Voor ons niet zo bijzonder meer maar in de crypte onder de Boedha vinden we een begraafplaats. In de vele, meestal afgesloten, nisjes in de wanden staan kleine mooi versierde urnen. Op de gouden deurtjes hangen meestal één of meerdere foto's. Dit is de eerste keer dat we zo'n begraafplaats zien. Tot nu toe zagen we alleen de nogal grote betonnen chedis in de Wats met een klein kamertje voor de urne met de assen.

Na de liggende Boedha wandelen we door een mooi marktje en gaan dan op zoek naar de laatste thaaise goddelijke supermarkt: de Tesco Lotus. We offeren onze visakaart (omdat de Bath beginnen te slinken) en krijgen twee volle winkelkarren. Na deze heilige kruistocht komt Sofie met haar onweerstaanbare boedhistische waai en fonkelende oogjes en zeven asjebliefs vragen of we frietjes gaan eten in de Mac Donalds. Als Sofie haar oprechte smeekbede zelf heeft beraamd of in opdracht werkt zal wel nooit verduidelijkt worden maar het resultaat is dat ik mijn honger stil met twee cheeseburgers en een rood kartonnetjes knasperende goudgele frietjes.

We ontvluchten dit oord des verderfs (in Hat Yai blijkt er ook heel wat mooie meisjes te zijn ten behoeve van de Maleisische "toeristen") en gebruiken de rustige secundaire wegen die op vele plaatsen vlak langs de zee lopen. Tussen afgewisseld kokospalmen en de klassieke strandnaaldbomen zien we de vrijwel deiningloze azuurblauwe zee. Vrijwel de ganse kust tussen Hat Yai en Maleisië bestaat uit zandstranden. Het "Hat Ratchadaphisek" strand even voor Pattani vinden we niet, maar ja zo'n ingewikkelde naam dat kan niet gemakkelijk te vinden zijn. Zodat we rond vijf uur in Pattani belanden. De stad zelf is niet zeer bijzonder maar de vissershaven waar we toevallig in verzeild raken is toch wel bijzonder en trekt ons wel aan. In de kleine cafétjes zitten de moslimmannen thee en koffie te slurpen en roepen mij vriendelijk aan hun tafeltje. Wij zoeken echter een 'rustig" parkeerplaatsje dat hier echt niet te vinden blijkt te zijn. Heidie en ik wandelen een paar straten door en kunnen geen enkel hoekje vinden waar we eventueel zouden kunnen staan, dus zijn we maar verder gegaan. Door het pitoreske dorpje Yaring, richting Panare, maar even verder rijden we verkeerd omdat hier vrijwel alle wegwijzers in het Thaais geschreven zijn (en de ontcijfering hiervan duurt meestal nogal lang) zodat we op het strand van Talo Kapo terecht komen. We zijn hier echt in een ander Thailand terecht gekomen. De moslimcultuur is in vele facetten van het dagelijkse leven immers zeer overheersend. De Wats zijn vervangen door de witte moskeeën met hun groene ajuinen op het dak (en daarbovenop meestal enkele luidsprekers). De meeste vrouwen dragen weer de klassieke sluiers (zwart of flets gekleurd met gordijnstof-motieven). Maar verder zijn er plotseling weer schapen en geiten (zelfs op het strand) en zijn de jongemannen nogal vervelend geïnteresseerd in onze halfnaakte vrouwen. Gelukkig betekend zonsondergang, avondgebed voor de moslims en dan verdwijnt iedereen van de straat.

Panare, Saiburi en Hat Wasukri, Woensdag 29 mei

Gelukkig zijn de zeesparren veel hoger dan onze slaapkamers op het dak. Zelfs in de schaduw wordt het al snel te warm om te slapen. We ontbijten en rijden vijtien kilometer naar Panare, een vissersdorp met een gigantische zandstrand. Voor het strand is het veel te warm maar een wandeling door het dorpje kan nog net. Een van de opvallendste fenomenen in dit dorpje zijn de vele prachtige vogelkooitjes die aan elk huis hangen. Ofwel gangen ze aan de dakoversteek, ofwel aan een van de speciaal geconstrueerde portalen en op sommige plaatsen staan er speciale vogelkooimasten waar ze met een katrol de vogeltjes tot een meter of zes boven de begane grond kunnen trekken. In de kooitjes staan prachtige drink en etensbakjes, de kooitjes zelf en in het bijzonder de ophanghaken zijn echte juweeltjes.

Van de huisjes en straatjes kan men dit echter niet zo direct zeggen: het is hier (zeker in thaaise normen) vuil en de huisjes zijn armentierig. De boegen van de kleine vissersboten zijn wel prachtig versierd. Vis en kokosnoten, daar worden ze hier duidelijk niet rijk van. Er zijn ook duidelijk minder auto's op de wegen, wat de streek zeer aangenaam maakt. Na onze wandeling hebben we iets te veel belangstellenden (onder andere ook een fietsende duitser die in Maleisië woont en in 1969 via Afganistan naar India reed met oude landrovers) zodat we tien kilometer verder rijden voor ons middagmaal. Tussen de dorpen en de stranden die met eetstalletjes zijn uitgerust voor de dagjestoeristen in het weekend, zijn de lange zandstranden echt verlaten. We luieren nog wat en rijden dan nog iets verder naar Saiburi.

Aan de monding van de Saiburi rivier vinden we Hat Wasukri, een weekendstrand waar we weer onder de zeesparren (of zijn het dennen) kunnen parkeren. Er staat een welkome zeebries en na onze strandwandeling en onze dorpswandeling tussen de prachtige vissersboten laten we ons avondmaal afleveren in de kamion.

Narathiwat, Donderdag 30 mei

Van de reporter terplaatse:

Laat vertrokken. Vandaag rijden we een rustig tweedehands baantje langs de zee. Verlaten strand, en cocospalmen. De Michelin is hier niet zo precies (want er bestaat geen Michelinkaart van deze streek, nvdr) dus verdwalen we wel eens, maar toch vinden we de stad aan zze: Narathiwat. Een vriendelijke bommermans met moslimpotse rijdt ons voor naar het strand, want de grote brug is onderbroken. Het lijkt een labyrint daar aan het water, maar we vinder er een schaduwplaats onder de bomen bij het strand. Na een voedingssessie in een beach stalletje, stappen we allen samen tevoet naar Narathiwat city: een dikke kilometer. De staad staat bekend om zijn houten huizen, maar mooi zijn ze niet meer. De kleuterschool die leeg loopt vonden we mooier om te zien. (kleutertjes in leuke uniformpjes, kleutertjes met grappige mutsen(!) aan, die met een paar te gelijk om een snorfiets stappen. Barbara en Naas gaan internetten terwijl de rest nog een ommetje maakt. We kijken naar de brandweerboten en dat vindt Piet heel interessant. We halen de jeugd op in het internetkantoor en willen ons door een songthaw laten terugbrengen naar de non. Helaas op dit uur van de dag zijn alle busjes van corvé om vooral schoolkinderen van allehande pluimage naar huis te brengen. Dus stappen we noodgedwongen tevoet naar huis.

terug naar boven