tweeënveertigste week

Pho Rang - Bao Yen, Vrijdag 19 april

Het weer is druierig, we zitten midden in de wolken die door onze tenten waaien en piepkleine druppeltjes over ons sproeien. We blijven lang en lekker lui liggen. Na negen uur kom ik als laatste beneden, de verrokken borstspier speelt mij nog steeds parten. Na het ontbijt doe ik mijn technische ronde, olie, koelvloeistof en servoolie. Controle van de riemen en natuurlijk ook de banden. De band met de piepkleine gaatjes staat er weer een beetje slapjes bij; dankzij echte dreft staat het twee minuten later vast: er is weer een piepkleine lek. De chauffeur-mecanicien slaat allarm en beslist om zo snel mogelijk tot Pho Rang te rijden (nog 20 kilometer). Iedereen helpt mee, in een mum van tijd zijn de tenten ingepakt en is de ontbijttafel opgeruimd. De rit naar Pho Rang verloopt probleemloos en we vinden er snel een bandenhersteller. Het piepkleine gaatje is snel gevonden maar de oorzaak van de perforatie is niet te vinden. Ook de naaldachtige puntjes die bij de vorige herstelling in de binnenwand van de buitenband bleken te zitten zijn spoorloos verdwenen, een raadsel. We zoeken zeker een half uur naar een mogelijk oorzaak maar tervergeefs. Ik was dan maar de volledige buitenband uit om zeker te zijn dat er geen scherpje brokjes in zitten.

Ondertussen doen de vrouwen en de jongste kinderen de was bij de buurvrouw van de bandenplakker. De menigte die alles gadeslaat kan de kinderen echt niet gerust laten en ik moet me nogal krachtig uitdrukken vooralleer ze ophouden met de jongsten te bepotelen. Wanneer we willen vertrekken vraagt de vrouw maar liefst 10.000 Dong voor een paar emmers water. Ik weiger te betalen en gooi 200 Dong op de grond, de omstaanders geven mij waarschijnlijk volmondig gelijk.

Een paar kilometer verder zetten we ons huis langs de kant van de weg voor een spaghettistop (geheim recept, door de twee moeders). De kinderen spelen ondertussen in een berg zand. Om twee uur dertig zijn we weer onderweg voor nog enkele kilometers. Vrijwel niemand heeft zin in veel gerij en tegen vier uur zoeken we een slaapplaats. We rijden een groot voetbalveld op, naast een gebouw van het ministerie van tewerkstelling of zoiets. Natuurlijk zijn er ook onmiddellijk enkele politieagenten present, maar dit keer zeer vriendelijk heren die geen problemen maken over onze overnachting. De zes pasporten en visa van de familie De Vaere worden geregistreed. Even later ziet de agent in kwestie mij babbelen op het plein met Heidie en Nicole en vraagt wie Nicole dan wel mag zijn. Terug de bureau in met de vier passen van de familie Lebbe en natuurlijk een ingewikkelde uitleg in het "vloeiend" vietnamees (woord per woord via ons vertaalboekje) dat ik geen twee vrouwen heb en dat de vier lebbetjes slechts voor veertien dagen op bezoek zijn.

Als de drie jongsten slapen houden we uitgebreide familieraad. Er zijn ernstige plannen om Marie France tot het einde van de reis op te nemen in ons gezelschap. Voor en nadelen worden afgewogen. Marie France moet natuurlijk een regeling met de school zien te versieren zodat ze haar jaar niet moet overdoen. Verder hebben we nog steeds geen antwoord van papa Bruno. Ook Barbara en Naas worden gehoord; als Marie France blijft veronderstellen we dat Barbara toch iemand heeft om af en toe mee samen op te trekken en dat moet dan als gevolg hebben dat er een wapenstilstand komt in de absurde oorlog tussen onze twee oudsten. We besluiten van er nog een nachtje over te slapen, en we slapen.

Bao Yen - Phong Chau, Zaterdag 20 april

De school is gelukkig langs de overkant van de straat en tussen twee lessen in horen we voltallige klassen kijken naar ons. Gelukkig zijn we om tien uur, na een gezellig ontbijt, vertrekkensklaar vooralleer de school uit is. Tot de middag rijden we door de bergen, de weg is nat en door de modder ook bijzonder glad. We schieten niet goed op; gemiddelde snelheid 25 kilometer per uur (we wanen ons weer in India). We keren nu terug over de zelfde wegen als we vorige week gekomen zijn. Door alle pannes wil ik geen onbekende wegen meer berijden die vol verrassingen kunnen zijn. Tegen twaalf uur zijn we toch 50 km ver. Niet alle magen zijn in orde dus geen restaurantje vandaag. We moeten minstens vijf winkels afschuimen om voldoende brood te verzamelen. In Yen Bihn vinden uiteindelijk toch alle eten dat we zoeken: tofu, yogurt, tomaten, cola, sprite, ijs, mango's.....

We stoppen op een groot grasveld om te eten. Tegen het einde van de maaltijd hebben er zich toch weeral een veertigtal mensen verzameld rond de kamion, inclusief één of andere onsymphatieke dorpschef die de nummerplaat op zijn handpalm noteerd en ons zo snel mogelijk wil laten vertrekken. Na de middag bollen we nog 60 kilometer naar beneden, de weg is weer droog en breder zodat we sneller opschieten.

Rond vier uur dertig slaan we een zijweg in en parkeren op een leeg perceel tussen een aantal artisanale steenmakers. Hier wordt er geen klei gebruikt maar een mengeling van kalk en lokale grond. Met de vier jongsten maak ik een wandeling en ze mogen met hun vieren een steen maken van een vriendelijke man. Terug bij de kamion wordt ik bij de buurman uitgenodigd om thee en brandy te drinken. Het blijkt een vrij rijke man te zijn die iets met electriciteit doet in de papierfabriek even verderop. We mogen er ook blijven eten, maar dat wijs ik af.

Deze avond worden we nog een drietal maal door verschillende officielen en/of politieagenten lastig gevallen, maar we blijven hardnekkig terplaatse.

Phong Chau - Hanoi, Zondag 21 april

De vraag of Marie-France blijft of niet is nog steeds niet beantwoord. We gaan dus eerst Bruno raadplegen. In Viettri vinden we een geschikt intermail-kantoor. We lezen de mails van Bruno en de mening van Grand-mère. Maar als Marie-France uiteindelijk van iedereen toestemming heeft om te blijven beslist ze om te vertrekken. We moeten dus niet meer naar Hanoi voor een visaverlenging, noch voor een Laotiaans visum en hebben dus tijd zat om tijdig aan de luchthaven te zijn.

We schuimen dus nog maar eens de markt van Viettri af waar Nicole de laatste cadootjes koopt. We eten in de kamion vòòr de markt want sommige magen zijn nog steeds opstandig en dus zijn de lokale restaurants geen goed idee. Rond drie uur vertrekken we, met vier lebbetjes vooraan in de kamion, voor dertig kilometer, door het knettergekke zondagsverkeer, richting Hanoi, zodat we uiteindelijk bij de steenbakkerij terechtkomen waar we ook op de doorreis overnachtten. Voor de lebbetjes dus dezelfde slaapplaats op de eerste en de laatste dag van hun verblijf in Vietnam. We voelen ons echt welkom in de steenbakkerij.

Hanoi - Duc Khe Maandag 22 april

Marie-france en ik worden gewekt door ... Sofie die moet pipi doen. Een paar minutes laret staan Nathalie, Henri en Piet ook voor de deur. Nicole maakt de bagage en ik schrijf nog vlug een brief voor Marie die ze mag pas opendoen op het vliegtuig.Terwijl Naas, Marie en ik de tenten afbreken is de rest gezellig aan het ontbijten, toast, choco, konfituur. Naas kan er niet mee lachen. We nemen afscheid van de viendelijke steenbakkers (zie dagboek 8 april) en vertrekken naar de luchthaven. Als we de landingsbaan al kunnen zien merkt Henri op dat je gewoon via de rijstvelden naar de landingsbaan kan, er staat helemaal geen omheining.Om 11: 45 komen we aan de luchthaven aan en rijden tot voor de deur zodat de lebbetjes niet te veel met hun bagage moeten sleuren. Er wordt een kiekje gemaakt en afscheid genomen en dan verwijnen de lebbetjes naar gate A om zich in de chekken. Snif Snif.

Wij beslissen om verder te rijden naar "de parfun pagode" en dat doen we dan ook. We eten in de non, een hutsepotje van wortels met patatjes, selder en gebakken ontbijtspek. Heidie voelt zich niet al te best en zit daarom vanachter zodat ik vanvoor ga zitten op mama haar plaats. Ik zie weer maar eens hoe gevaarlijk het verkeer is: voetgangers die zonder kijken de straat oversteken, kleine kindjes die op veel de grote fietsen fietsen, brommertjes en fietsen die denken dat ze alles mogen en die dus zomaar voorbijsteken op plaatsen waar er helemaal niemand kan passeren, vrachtwagens en bussen die denken dat na even te trompen de hele weg vrij is, pruttelkaren die vanalles (maar dan ook alles) vervoeren ,... De weg is "redelijk" goed en we gaan dus "redelijk" rap vooruit (in europese termen dus op een slakkengangetje) en opeens zien we een pruttelkar (= een tractor achtig voertuig) met een vol met zand beladen aanhang wagentje die vanuit een klein weggetje de grote weg komt op rijden. De bestuurder van de gemotoriseerde kar is met zijn volle aandacht bij het hoe-krijg-ik-mijn-volgeladen-kar-op-het-kleine-hellingetje-en-vervolgens-op-de-grote-weg dat hij vergeet te kijken als hij de grote weg vrij is als hij de grote weg opkomt. Links naast om is er een vrachtwagen ons aan het inhalen, acher ons rijden er een stuk of tien vrachtwagen, en vlak voor ons (je raad het nooit !) een bus. En recht van ons komt die pruttelkar uit een klein weggetje. De bestuurder van de pruttelkar had ons niet gezien en verschiet dus heel erg als hij ons ziet, hij kan niet meer remmen en rijd dus recht met het voorste van zijn kar tegen de non. Het maakt een nogal schuurend lawaai. De motocycels roepen dat we moeten stoppen en dat doen we dan ook. We (koen en ik) stappen uit om de schade te bekijken, van ons kamion is er een heleboel verf af, en het deksel van de bak waar de groep inzit is ook een kapot. De pruttelkar is er erger aan toe, zijn wiel is eraf, en zijn motor is helemaal naar de vaantjes. gelukkig zijn er geen doden en ook geen gewonden. Er staan natuurlijk direct veel kijkers. Papa en ik beginnen meteen een show te geven over wat er gebeurt is we zeggen dat we geld willen. Koen schrijft met zijn vingers op de non dat hij 200.000 Dong wilt (de non was zo vuil dat het net een blackboard was). Enkele vietnamesen zijn het direcht met ons eens dat de bestuurder van de pruttelkar is fout is en dat hij onze schade miet vergoeden. Een man maakt zelfs van de 200.000 Dong 300.000 Dong. Barbara vindt een vriendelijke engelssprekende vietnamees en doet haar reconstructie show nog een stuk of 6 keer over voor alle kijkers. De bestuurder van de pruttelkar blijft maar beweren dat wij in fout zijn en dat wij aan hem moeten betalen. (Wij vragen ons af al hij het echt meent dat wij in fout zijn) De meeste vietnamesen zijn nu tegen de bestuurder van de pruttelkar aan het roepen dat hij ongelijk heeft en even later staat de politie daar. De politieman spreekt geen woord engels maar is vriendelijk. Papa steekt de motor aan en probeert weg te rijden maar de massa gaat niet opzij. Koen stapt terug uit en gaat nog 5 minuutjes tss de ruzie-ende massa staan. Dan steekt hij de motor opnieuw aan en probeert weer weg te gaan, dit maal geeft de politieman iedreen het bevel om opzij te gaan zodat wij door kunnen. De man heeft niets betaald aan ons en wij ook niets aan hem Het is dus op zijn vietnamees opgelost, wij zijn terug op weg (en zijn nu 3 blutsen rijker)en de pruttelkarbestuurder heeft nu aleen nog een wrak.

Na 20 km rijden komen we aan in Duc Khe. We worden aangeklampt door 101 vietnamesn die allemaal willen dat we in hun hotel gaan overnachten. Koen legt in het vloeiend vietnamees uit dat de non ons hotel en ons huis is en dat we alleen een parking nodig hebben. Uiteindelijk hebben de vietnamesen het begrepen en rijden we op de parking van (in onze ogen) een klein proper vietnamees hotelletje . ( in de ogen van de doornee lezer van dit dagboek dus een vies vuil kot met kei harde bedden en een vieze vuile douche, wedden dat jullie flauwvallen als jullie zien hoe de "douche" eruitziet)

We zetten de tenten op en ik was de vuile kleren (en het zijn er een heleboel) LANG LEVE DE WASMACHINE

Duc Khe, de parfumpagode (Chua Huong), Dinsdag 23 april

Een rustige morgen. Piet als eerste beneden. Hij zet koffie en de tafel en komt terug naar boven. Even later ben ik met Piet en Sofie beneden. Er is zelfs al heerlijke koffie in mijn "termostas"

Tegen een uur of tien gaan we opweg naar de parfumpagode. Eerst een kilometer stappen, en ondertussen brood kopen voor de piknik, en dan een klein ijzeren bootje in om anderhalf uur te varen. Het landschap langs de rivier is prachtig. We komen al spoedig tussen de rijstvelden die in de smalle vallei liggen tussen de grillige kalksteenrotsen. De boottocht is bijzonder rustig maar warm. Als we aankomen zijn we verbaasd over de massa's cafeetjes en restaurantjes. Er zijn zelfs twee bakkerijen, die zelfs lekker sandwichbrood bakken en broden in de vorm van kikkers en krabben. Wij hebben meer belangstelling voor de heerlijke gebarbequede worstjes, die we opeten in de eerstvolgende tempel omdat de verkopers daar niet binnenmogen en we dus worden gerustgelaten. De klimtocht over een ruw geplaveid pad met ruwe trappen is heet, te heet. Gelukkig zijn er voldoende rustplaatsen; de ganse trap is omzoomd door links en rechts drink en eethuisjes. Overal horen we "mus-jeuww coan wotte, biebie siedauw". (meneer koud water, jongen zet u neer). We klimmen en klimmen maar door, helaas is het landschap bijna overal afgeschermd door de eethuisjes. En eindelijk komen aan een poort en dan een steile trap naar beneden een grote grot in, waar de gelovigen offeren aan hun boedha en hun ziel zuiveren. Sofie en Naas krijgen koekjes die de gelovigen kwamen offeren, Piet krijgt ook nog een mango.

De terugtocht gaat sneller maar op een bepaald ogenblik gaat het voor Piet te snel. Hij valt en tegen dat ik met Sofie aankom zit hij in een café waar zijn knieën worden behandelt met sterke drank (één of andere brandy) en de behandeling duurt minsten tien minuten, de drank wordt echt in het vel gemasseerd. Een kwartier later zijn we weer verder. Beneden eten we elk nog een gebarbequede worst en kopen vijf sandwichbroden. Na het boottochtje van meer dan een uur nemen we met zijn vieren een fietsriksja terug naar de non. Sofie is pompaf en gaat zelf gaan slapen na een douche en een taartjesmaaltijd met onuitblaasbare verjaardagskaarsjes geserveerd door Barbara.

Tam Coc, Woensdag 24 april

De hoteluitbater heeft een gepeperde rekening klaargemaakt. Daar waar we bij aankomst afspraken dat we 50.000 dong zouden betalen voor twee nachten op zijn parking, en ik reeds uitgelegd had dat ik niet meer dan 20.000 dong wilde betalen voor de geleverde electriciteit voor onze ventilator (want voor de airco was de stroom niet sterk genoeg), krijg ik toch een rekening van 200.000 dong voorgeschoteld. We betalen 70.000 dong en vertrekken.

De binnenwegen naar Tam Coc zijn goed, smal, rustig en vooral mooi. Hier en daar rijden we tussen mangoboompjes met lage brede kruinen die aan de rand van de dijk staan waar bijna de ganse tijd over rijden. Blijkbaar is dit hier een echt overstromingsgebied.

We zijn sneller in Tam Coc dan verwacht. Waar Duc Khe nu precies ligt wisten en weten we eindelijk niet want we hebben geen enkele kaart die voldoende nauwkeurig is. In Tam Coc aangekomen eten we eerst in de non op de toeristenparking. Aan de breedte van de nieuwe weg in aanleg af te meten is er een gigantische toekomst weggelegd voor dit piepkleine gehucht. Hier kunnen de pakkettoeristen rechtstreeks van de aircobus de gamele bootjes in. Dus deze highlight van Vietnam is ook geschikt voor minder sportieve reizigers die zich met moeite kunnen voortbewegen en meer belang hechten aan culinaire hoogstandjes en zachte hiltonmatrassen. Zij zijn natuurlijk de ideale prooi voor de gehaaide verkopers. We zien elf vrouwen op tien met een te duur geborduurd tafeltapijtje onder de hand en menig toerist koopt onder dwang de prachtige foto die bij zijn vertrek werd genomen door één van de vele superprofessionele fotografen. Menig slachtoffer liep rood uit van de warmte en/of frustratie en betaalde maar om er vanaf te zijn. Na dit zielige schouwspel een uurtje te hebben gadegeslaan beslissen we dat er dringend een vereniging ter bescherming van de volpensiontoeristen moet worden opgericht, het "Tourist Protection Program" is geboren!!

Van een vriendelijke security-man op de parking mogen we hier blijven slapen. De boottocht duurt drie uur en we wachten dus tot twee uur dertig om als één der laatsten te vertrekken om zo de drukte en vooral de warmte te ontlopen. De pakkettoeristen hebben gelijk: het is adembenemend mooi. We varen door de rijstvelden en als de hoge grillige kalksteenrotsen ons de vaart dreigen te blokkeren kunnen we driemaal door een grot varen. Sofie is gelukkig als ze het plafond van de grillige grot kan tikken. Aan het eind van het tochtje worden we even lastig gevallen door een paar varende winkeltjes, maar de verkoopster hebben blijkbaar snel door dat wij van een andere soort zijn, en laten ons gerust. We kijken even naar het uitgraven van blokken kleverige klei die gewoon op de schouder worden gedragen door mannetjes die volledig onder de klei zitten. Op de terugtocht krijgen we weer eens een lesje veeltaligheid. "JOEKETBIEBIE" (you quatre bebe, heb je vier kinderen), "SABONG" en natuurlijk de zeer goed gesmaakte bin laden mop: "YOU BIN LADEN?" (gezien mijn baard) waarop ik antwoord "BIN LADEN, TOI ANH" (bin laden is mijn oudere broer).

Terug aan land wil Sofie op de kermis, en ze mag. Een paardjesmolen, uit de tijd van de stoomlokomotieven, modern aangedreven door een ventilator op het dak van de molen. Na de kermis nog wat winkelen en het verhaal van roodhapje voorlezen aan Sofie.

Als 's nachts de dauwregen overgaat in motregen beslist Naas dat we de tenten moeten opzetten, en gelukkig want tien minuten later komt er een fris buitje overwaaien.

Richting Vihn, Donderdag 25 april

Niemand valt ons lastig deze morgen. Naas gaat vers brood en yoghurt kopen. Na het ontbijt wisselen we nog veertig dollars voor de laatste tank vietnamese diesel en dan zijn we op weg voor een dag rijden.

We rijden opnieuw langs de koolkerkse steenweg maar ditmaal naar het zuiden. In feite is de national highway number one een breed fietspad waarr vooral brommers op snorren en hier en daar een vrachtwagen of een autobus. De fietsers denken duidelijk dat ze hier absolute voorrang hebben wat af en toe bizarre maneouvers als gevolg heeft. Toch raken we weer op een voor deze reis vlot tempo vooruit. Met een maximumsnelheid van 60 km per uur stoppen we na 120 km op een groot terrein achter de spoorweg. Het is er bijzonder rustig om te middagmalen en Barbara maakt aardappelen, asperges en erwtjes, want mama Heidie ligt al de hele dag te rusten op het hoge bed. Helaas blijken de steengroeven in de bergwand toch nog in gebruik te zijn en tegen twee uur staat er een horde arbeiders en arbeidster rond de non lastig te doen. We starten de kamion voor nogmaals 70 km richting zuid.

Tien kilometer voor Vihn slaan we af naar de zee. In Cao Lu hopen we een rustige slaapplaats te vinden. Uit ervaring weten we dat we in toeristische centra minder kans hebben om 's avonds te worden lastig gevallen door agenten die o zoo bekomerd zijn om onze veiligheid. Als we in Cao Lu een parking oprijden worden we direct weer geconfronteerd met de hebberigheid van vele Vietnamezen, die buitenlanders duidelijk als melkkoeien zien. We mogen blijven slapen op de parking maar moeten dan wel 80.000 dong dokken, daar waar het parkingticket voor een dag 15.000 dong kost. We maken een strandwandeling op zoek naar een betere slaapplaats, en aan de rand van het toeristische centrum vinden we die ook naast twee strandrestaurantjes. Natuurlijk wil de man op de eerste parking zijn parkeergeld die nu wel 15.000 dong blijkt te zijn. Maar om de man een lesje te leren blijf ik wat discusieren tot een paar vlot engelssprekende meisjes in de toegestroomde menigte als tolk kunnen optreden. Ik leg uit dat ik het niet ernstig vindt dat de man mij 80.000 dong wou laten betalen en dat ik niet wil betalen aan oneerlijke mensen. Na tien minuten kunnen we vertrekken zonder te betalen, nagestaard door een sip kijkende parkingbewaker.

Als we kamion naast de strandrestaurantjes willen parkeren, raken we het hellinkje in het mulle zand niet onmiddellijk op en blijven dan maar beneden staan in het mulle zand, vooralleer we helemaal vast zitten in het zand. We gaan scampies en octopus met rijst eten in het restaurantje en worden na afloop alweer geconfronteerd met de hebberige Vietnamezen. Daar waar we afspraken dat het eten 60.000 dong zou kosten blijkt de rekening plots te zijn opgelopen tot 100.000 dong; onder andere omdat we na het eten tien minuten gebruik hebben gemaakt van drie ligzetels om naar de zee te kijken waar de vissers in de regen met grote verlichte manden ronddobberen.

terug naar boven