negenenveertigste week

Van Kuala Terenganu naar Rantau Ambang, Vrijdag 7 juni

Van de reporter terplaatse:

De derde nacht in Terrenganu was minder rustig dan de twee vorige, donderdagavond beetekent allicht uitgaansavond en vele of nog meer gemotoriseerde yuppies scheurden tot laat in nacht de stilte aan flarden. Een gezonde regenbui maakte misschien een eind aan het feest en tegen de morgen was alles weer rustig.

De ijswagen komt twee grote zakken ijsblokken afzetten die met veel moeite in de ijskast gepropt worden, we pakken in en rotten op, alweer nog stees richting zuidpool. Op tien kilometer voorbij Terrenganu komen we in een zone van vertraag verkeer terecht (een zeldzaamheid op deze reis). Vlakbij en rond een moskee is een markt aan de gang, de kraampjes staan tot op de grote baan, en dat een dorp lang.

Vijfentwintig kilometer voorbij Terrenganu stoppen we in Marang. Volgens onze gids een pittoresk vissersdorpje. We beklimmen eerst een uitkijktoren, en maken reeds plannen om die om te bouwen tot tijdelijke woning. Het eigenlijk dorpje ligt, of liever lag, op een klein eilandje te bereiken via een houten bruggetje. Bezaaid met cocos palmen en vissershutjes moet het er inderdaa schilderachtig geweest zijn. Helaas, de hutten liggen in puin. Er zijn grote werkzaamheden aan de gang en een enkele vissersfamilie woont nog te midden de teloorgang van het vredevolle dorp. Er wordt een haven geouwd in de monding van de rivier, er zal ook wel een deftige promenade neergepoot worden en die zal over enkele jaren in verval geraken en zo wordt weer een stukje land en cultuur om zeep geholpen.

We houden een lange luie middagrust bij het stran. De kinderen houden een diashow. We kijken op de I-book naar een paar honderd foto's: de kleine kuipersstraat, de boot, feest voor Piet op e boot, het lijkt allemaal zo lang geleden.

In Rantau Ambang willen we het "seaturtle information centre" bezoeken maar er hangt een plakaatjes aan het hek "MAAF TUTUP" met daaronder " sorry, closed" We rijden 100 meter linksaf en bedelen om 200 liter water in het Awang Resort; geen probleem. Eeen beetje verder, voorbij de vissers kunnen we parkeren bij het strand; geen probleem volgens de vissers.

In het restoran van Awang eten we vis zoetzuur en de kindjes frietjes.

Rond negen uur (als het al meer dan een uur donker is), vertrek ik met Naas op zoek naar eierleggende zeeschildpadden. Hier op de oostkust van Maleisië komen vier soorten hun eieren leggen tussen april en september. Vooral door de "leather-back turtle" werd het strrand van Rantau Ambang wereldberoemd. In de jaren tachtig kwamen hier tot vijftig schildpadden per nacht hun eieren leggen; vorig jaar waren er slechts 28 over het volledige seizoen. De eieren die vorig jaar gelegd werden waren niet bevrucht en men heeft einelijjk gevonden hoe dat komt: 30 jaar geleden werden de eieren opgegraven om in veiliger omgeving te worden uitgebroed door de zon, maar met begroef ze niet opnieuw in het zand. Nu hebben ze ontdekt dat het geslacht van de jonge schildpadjes afhangt van de broedtemperatuur in het zand en dat men vroeger alleen vrouwtjes heeft uitgebroed, zodat er nu te weinig mannetjes zijn om aan bevruchte eieren te raken!! Op onze nachtelijke tocht van een achttal kilometer komen we geen schildpadden, noch mensen tegen. We zien vele krabben en op een plaats duidelijke sporen van een grote schildpad (leatherbacks kunnen tot 500 kg wegen) die een van de vorige nachten aan land is gekomen. We zijn wel onder de indruk van het zeer bijzondere strand alhier. De waterlijn is gekarteld en vormt om de honderd meter een baai van zowat vijftig meter diep. Op het diepste van de baai gaat het strand boven de hoogwaterlijn gewoon vertikaal omhoog, in sommige baaitjes meer dan drie meter. Tussen de baaitjes is de strandhelling steil maar normaal en daar komen de schildpadden het water uit, omdat het strand steil is moeten ze niet ver kruipen om zeker te zijn dat ze boven de hoogwaterlijn van het springtij zijn.

Van Rantau Aubang naar Cherating, Zaterdag 8 juni

In het Awang resort hebben ze voorwaar een masmachine en mama Heidie is er al naar toe terwijl ik nog lig te slapen. In de tweede machine moet echter ook het laken dat ik gebruik, dus opstaan, de koffie opzetten (want Piet is al aan het competoeteren), een wasdraad hangen en de lakens uithangen om te drogen (31 °C, volle zon en lekkere zeebries, dus dat zal wel lukken). Ondertussen is de koffie klaar en kan ik Piet overtuigen de computer op te bergen, zodat we kunnen ontbijten. Sandwichen met konfituur van meter (laatste pot), en cadbury chocolade (made in australia).

Sofie gaat op zoek naar mama en speelt een beetje in de grote wastobbe. Het is middag als de laatste wasmachine droog is, en dus gaan we weer in het Awang resort eten. Piet en Sofie eten hetzelfde als gisteravond (chicken nuggets en chips) en verder eten we fish en chips. Tegen dat we goed en wel onderweg zijn is het al twee uur. Een uur en vijftig kilometer later wordt er een koffiepauze ingelast aan het strand, ja we volgen nog steeds de kust.

Even later rijden we door Kerteh, op de kaart onopvallend tussen de andere kustplaatsjes maar voor ons toch wel een bijzonder zicht: de olieindustrie. De raffinaderijen zien er nog spikspinternieuw uit: glimmende inox torens verbonden met inox buizen en met knalgele trappen, hier en daar een wit gebouwtje en alle hekken en wegwijzers in het opvallende groen-turquoise Petronas-kleur. Het wegdek is vernieuwd en langs de parrallele dienstwegen staan over verschillende kilometers een dubbele rij cocospalmen in een gemaaid grasveld, het lijkt wel de toegang tot één of ander vijsterren hotel. Na de propere raffinaderijen, die wèl stinken komen we door het Petronas-dorp waar de arbeiders wonen; volledig omheind en met bewakers aan de ingangen. Daarna het Petronas-golfterrein en de Petronas -school. Hoe het mogelijk is dat Kerteh nog Kerteh heet en niet Kuala Petronas of Esso-city is mij een raadsel.

In Kuala Kemaman passeren we "the store" een winkelcomplex waar we inkopen doen in de supermarkt in de kelder. Om zes uur arriveren we aan de poort van de Club Med van Cherating, een prachtige baai, een prachtig strand. We parkeren onder een den, naast de poort, aan het strand. Recht voor ons is een uitbroedstation voor Zeeschildpadeieren, de eerste zijn op 8 april gelegd en kunnen dus elke nacht openbreken (als ze tenminste bevrucht zijn), de laatste dateren van 2 juni. Misschien zijn er morgenochtend nieuwe eieren, of nieuwe schildpadjes.

Wanneer het donker wordt begint Naas een oninneembaar kasteel te bouwen in een steile rand op het strand. Tegen acht uur gaat het armzalig eetstalletje open naast de deur. De "rangers" van het ministerie van visserij komen aan, en de stoelen in het stalletje raken stilaan vol. Er is ook een gids, de mensen komen kijken naar de zeeschildpadden. De gids legt uit dat we 75% kans hebben om een "green turtle" te zien vannacht en hij beloofd ons te roepen als de rangers een schildpad "gespot" hebben. Om elf uur komt de gids ons verwittigen dat er een schildpad aangekomen is. Ik probeer Piet en Sofie wakker te maken om mee te gaan kijken, maar Sofie blijft slapen als een steen. Mama Heidie blijft bij Sofie en wij gaan achter de groep kijkers aan op het strand. Eerst moeten we nog wachten tot de schildpad begonnen is met eieren te leggen, omdat zij anders misschien rechtsomkeer zou maken. Een kwartier later mogen we tot bij de schilpad die druk eierenen aan het leggen is. De rangers stoppen de eieren direct in een frigobox om naar de broederij te brengen. Er zijn zeker vijftig kijklustigen en dus helemaal niet rustig. Na een kwartier zijn er 85 eieren verzameld en begint de schildpad moeizaam z'n eieren te begraven. Ik ga Heidie afwisselen want ik vind het nogal bizar dat er zoveel lawaai wordt gemaakt (ook door de gids) en dat de mensen allemaal de schildpad mogen aanraken en met zaklampen schijnen. Er komen zeker nog vijftig mensen aan vanuit het nabije toeristendorp ..... als dit beschermen van een bedreigde diersoort is....

Van Cherating naar Cherating, Zondag 9 juni 2545

Regen in de nacht, snel tenten opzetten. Geen babyschilpadjes. Het oninneembaar fort ziet er als een verweerde burcht uit.

Na het ontbijt is er speciale familieraad, waar het gezag, de oudste dochter nog eens probeert uit te leggen dat haar gedrag af en toe echt niet toelaatbaar is, en wat ze daarmee probeert te bereiken, en waarom ze zich gedraagt als een zevenjarige, en dat dat toch zal moeten veranderen, en dat .... een echte preek (misschien had ik paster of advocaat moeten worden, misschien worden de gevolgen van de ramp in Tjernobil in 1986 toch nog onderschat).

Daarna ga ik met Heidie de Club Med bezoeken terwijl de oudsten "dakbakken". De grote houten gebouwen van de Club Med liggen op palen in een reusachtig mooi onderhouden grasplein met cocospalmen en andere tropische bomen. We blijven even kijken aan de circusschool van de Club waar ze bezig zijn op een perfect beveiligde trapeze (tien meter boven de grond) les aan het geven. Er staat ook een installatie om te koorddansen en een grote in het gras ingebouwde trampoline. Op het strand lopen twee gekgemutste obers met schotels met stukjes fruit die ze aan de luierende gasten uitdelen.

Tegen de middag rijden we naar het dorpje Cherating dat via de zee maar een paar honder meter veraf is maar door een uitstekende rots aan het zicht is onttrokken. Cherating is een echt backpackers dorp met een verloederde sfeer. Goedkope bungalows, bistro's, beachdisco's en seafood restaurantjes. We gaan er aan het strrand eten, en dan gaan we naar een cyberbarrack waar we de eerste antwoorden van de shippingcompagnies kunnen lezen. Stefaan en gezin, de brugse wereldreizigers, zijn ondertussen in Kuala Lumpur aangekomen en ze zullen dus niet onze laatste bezoekers worden.

We kamperen in het bos aan het strand, tussen twee verlaten beach-shacks. Helaas komt één van de twee cafees om tien uur tot leven en enkele brommertjes snorren luidruchtig door het zanderige bos. Als die nozems vertrokken zijn wordt het echter doodsstil.

Kuantan, Maandag 10 juni 2545

Als we 's morgens om 9 uur wakker worden, is er helemaal geen beweging in Cherating. Ons bos en het strand zijn doods en verlaten. We profiteren van de rust en pas om elf uur rijden we uit ons bos richting Kuantan. Volgens de emails van gisteren vertrekt er elke maandag een containerschip uit Port Klang naar Antwerpen en zal er op 5 juli een bulkschip aankomen dat als bestemming Antwerpen heeft. Van de containerlijnen hebben we nog geen prijs gekregen, maar waarschijnlijk zal het bulkschip veel goedkoper (maar toch nog duur) zijn. Het lijkt niet zeer nuttig van nu reeds naar KL te rijden (300 km hiervandaan aan de westkust), dus besluiten we verder te rijden naar het zuiden en nog een week te wachten op prijsoffertes via email.

Bij het binnenrijden van Kuantan reden we bijna de haven binnen, maar vinden uiteindelijk toch de ringweg errond. De haven van Kuantan is een vunzig geheel van oude stinkende fabrieken. In Kuantan beperken we ons tot het bezoek aan de Mega Mall. We vinden er een bank om travelcheques te wisselen. We bestellen zes "jacked patatoes" bij Kenny Rogers (nog een amerikaanse fastfood keten), maar na een kwartier wachten krijgen we te horen dat ze er maar drie meer hebben. Sofie en Piet krijgen dan maar frietjes uit de Mac Donalds (twintig meter verder). Uiteindelijk worden er vier jacked patatoes opgediend en.....ze zijn zeer lekker. Barbara gaat met haar lieftallige moeder winkelen. De andere kinderen gaan met pa naar de hypermoderne computergestuurde bowling kijken en checken de emails. Daarna duiken we in de kelder van de Mega Mall waar we de Hypermarked Hugo met ons zessen onveilig maken.

En dan naar het zuiden waar we 25 kilometer verder stranden in een onooglijk gehucht. Het asfaltbaantje loopt echt tot op het strand waar de asfalt door de vorige storm serieus in aangevreten. We rijden honderd meter achteruit een grasveld in. Hier woont alleen een oude vrouw die eerst een beetje bang lijkt maar als Sofie (onze public relations manager) uit de non klimt is het ijs gebroken. We mogen wassen in haar tuin en krijgen 's avonds electriciteit als haar zoon op bezoek komt. Samen met cyberman zoek ik de finessen uit van DHTML om de cybertempel te perfectioneren, vooral het vergiffenis-script houd ons toch meer dan een uur bezig,... we reizen om te leren.

Kampung Cherok Paloh, Dinsdag 11 juni 2545

Regen in de nacht, snel tenten opzetten.

Regen in de morgen, niemand heeft zin om de tenten nat om te plooien. De visbrommer levert de ingredienten voor het middagmaal. Piet bestudeert de geitjes, Mama leest Elle, Naas leest SEI, Sofie tekent, Barbara slaapt al lezend of leest al slapend (kan ik niet zien van hier beneden) en de zesde typ typt. We kregen gisteren bezoek van een Malei die onze truck gezien heeft in de krant in Terrenganu en vandaag is het duidelijk dat we in het ganse dorp "gesignaleerd" zijn. Af en toe komt er een brommer of auto op het verlaten weggetje die traag langs of rond ons rijdt en dan terugkeert vanwaar hij gekomen is. Vaders brengen hun kinderen mee op de brommer om naar het gele wonder te kijken. Gelukkig zijn de Malei veel bescheidener en vriendelijker dan de Indiers.

Van de reporter terplaatse:

Het is hier zo slecht nog niet, en Heidie wil hier wel nog een dag blijven op voorwaarde dat koen chef cuisine speelt, met als gevolg dat we tomato eiero patato voorgeschoteld krijgen en visjes. En vanaf nu kunnen we niet langer zeggen dat de reisleider nooit gekookt heeft.

Na een lucullusmaal dus, (ere wie ere toekomt) gaan we allen, behalve Barbara (natuurlijk) een tochtje maken. Sofie en Piet maken zelf hun "gerief" klaar.Sofie stopt haar afrikazakje vol met: een spelletje van muizenpak, haar boekje van babar, knipsels uit de frostiedoos, fototoestel en verrekijker ( een vergrootglaasje van bij de corn flackes)..... kortom alles dus wat ze nodig heeft in het Bos. Piet zijn rugzak bevat zijn touw met haak, doos met fijne thaaise brocettestokjes, gevonnden aan de thaaise kust. Om drie uur kunnen we vertrekken. Het cocosbos door, dwars door het dorpscentrum (één winkeltje, één school, één barak die als moskee dienst doet (kun je aan de luidsprekers zien), één kliniek, één netvoetbalveldje), en een vijftal woningen) Een klein asfalt weggetje loopt dood in het midden van niets, we kunnen hier niet doordringen tot aan het strand. We veranderen van richting en komen op wat we "de grote baan" noemen terecht. Bij een lokaaltje vinden we een aan de muur hangende platte grond van het zeer uitgestrekte dorp. Op plan ziet het er direct veel overzichtelijker uit en we stippelen de rest van onze wandeling uit. Een klein asfaltweggetje brengt ons naar de rivier, we zien er een familie otters die het water uitvlucht en schuilt tussen de steltwortels van de mangrovestruiken terwijl een vissersboot voorbij vaart, iets verder een hutje met een prachtig oud mannetje. Het weggetje blijkt alweer de weg op zeven te zijn, het loopt dood op een poort met een hond erachter. We keren terug en slaan een paadje in en we komen in een woonwijk terecht. Afgegraasd grasland onder de cocospalmen en huisjes op palen ver van elkaar verspreid. Van de non nog geen spoor. We stappen verder een autospoorpad brengt ons naar een afgelegen woning, waar het weer ten einde loopt. Een meisje steekt haar gesluierd hoofd buiten. Wij vragen haar de weg naar "lorong pantai" (de strandstraat of zoiet), en in aarzelend engels wijst ze ons in de richting van een verwaarloosd wandelpad. De eerste honderd meters zijn zeer goed te doen, waarschijnlijk omdat de koeien hier komen grazen. Het pad wordt slecht en slechter, we komen in het moeras terecht vol met krabbetorens (zoiets als termietenheuvels) en modder. We zitten midden in een ondoordringbaar moeraspalmenwoud waar vroeger ooit een pad door lag. Ik heb er geen goed oog op en besluit terug te keren en langs de bewoonde wereld mijn weg terug te vinden. Als ik het bpa vijfhonderd meter achter me gelaten heb hoor ik heel in de verte roepen: de dappere moerasveroveraars hebben ookhun karretje moeten keren; het was niet te doen zonder tot je knieën door de modder te ploeteren. Uiteindelijk komen we via een omweg toch op bekend terrein: het schooltje, het winkeltje waar we meer dan drie uur geleden brood kochten en gans de tijd meedroegen, we passeren de cocospalm waar we eerder een groene boomslang zagen en het is bijna zeven uur als we net voor de donkerte eindelijk weer thuis zijn. De kleintjes zijn bekaf. Wassen. Eten. En dodo.

Pekan, de stad van de sultan van Pahan, Woensdag 12 juni 2545

Van de reporter terplaatse:

(bij 't madamtje) Geen tenten opgezet in de nacht ( ze stonden er al)

Er wordt een paar uur voor het menage gezorgd. Tis te zeggen Heidie gaat wassen bij madammeke, koen vult de watertank (bij madammeke), piet haakt en schommelt op een waterboeibal die ophangt in een boom bij madammeke. Koen vermaakt de T.V. van madammeke (lees: steekt de versleten stekker weer goed in het stopcontact...) Als we vertrekken stopt Koen madammeke een biljetje van tien ringit (drie euro) in handen. Ze is heel tevreden, en wij ook.

We bollen verder zuidwaarts. Na en uurtje rijden komen we langs een gigantische garnalenkwekerij die ons verschillende kilometers blijft achtervolgen tot we Pekan binnenrijden We bezoeken een botententoonstelling. Prachtige herstelde en/of gereconstrueerde kleine houten boten. Veel vissende kustvaarders, maar ook een echter rivieraak (2 Ton), en meestal prachtig met houtsnijwerk versierd en beschilderd. Aan de overkant van de straat staat het muzeum van Sultan Abu Bakar. We zien er de sultans oude Cacillac, een prachtstuk, klederen, juwelen, potterie, telefoon (een zeer voornaam blinkend exemplaar op hoge voet, Hercules Poirot zou er een moord voor begaan)

Na dat uurtje vermaak gaan we een brokje eten (rijst en allerhande groentjes en vis) en dan vragen we naar een cybercafé. Men verwijst ons naar de hoogste etage van de plaatserlijke supermarkt, en ja daa was een verdieping vol cyber-games, maar geen internet.

Sofietje en ik blijven in de supermarkt rondhangen terwijl de rest verder zoekt naar internet. Sofietje slaagt erin een onderhemd-met-gaatjes te krijgen en ook een stickerboekje. Plotseling duiken Koen en Piet op. We dalen nog een verdieping af en doen nog inkomen voor de gemeenschap. We halen Barbara en Naas op in het internethol, waar ze volgen Piet alweer aan het ruziën zijn (over een diskette)

We trekken verder zuidwaarts maar lang houden we het niet vol de weg loopt langs de kust. Tussen het strand en de weg is er een strook moeras, en slechts af en toe krijgen we de zee en zijn oneindig leeg strand te zien. Een wegwijzertje leidt ons naar een beach resort, je weet maar nooit. Helaas het oord is slechts toegankelijk via een bouwvallig smal houten bruggetje. Op slecht weinig plaatsen kun je per non het strand berieken maar toch lut het ons een piepklein asfaltweggetje te vinden die ons naar een dikke boom op het strand brengt. We struinen nog wat rond en kijken hoe een visser een net uitzet aan de punt van een rots. We vinden ook nog enkele exemplaren blauwe kluts voor de immer groeiende collectie.

Kuala Rompin, Donderdag 13 juni 2545

Indien je zo traag zou kunnen lezen als wij tegenwoordig opstaan en alles klaar maken voor vertrek zou je begrijpen dat het kwart na elf is als de motor start en we van het verlaten strand afrijden. Sofie heeft ondertussen al een paar mooie hagedissen gepiept die onder de grond wonen en af en toe als marmotten op wacht staan. Eerst dachten we dat het kleine eekhoorntjes waren omdat ze hoog op hun pootjes staan als ze rondlopen en omdat ze een zeer dikke staart hebben, maar volgens onze verrekijker zijn ze familie van de hagedissen.

We rijden naar Kuala Rompin en stoppen alleen bij twee winkeltjes om een beetje eten te kopen. In het Rompin City Center gaan we eten en bewijst Sofie dat ze helemaal alleen kan schommelen ("ik heb dat van emi geleerd" zegt ze), ze is dus niet van de schommel af te krijgen en stampt hard enboos met haar voeten als ze terug naar de kamion komt. Volgens de Lonely Planet liggen er drie kilometer ten zuiden van Rompin enkele zeer rustige bungalows die door een zeer vriendelijk Zwitsers-Maleisisch koppel worden uitgebaat. We gaan tevergeefs op zoek naar dit idilisch oord: het bestaat niet meer. We kamperen dus gewoon op het strand van Kuala Rompin en profiteren van de bewolkte hemel om een lange wandeling te maken (Pa, Ma en Piet). Na een paar kilometer strand zien we een bordje "for sale" en onderzoeken het stuk echte jungle dat vlak aan het strand ligt en te koop is. Het is een echt ondoordringbare jungle maar wel mooi. We keren door de jungle terug naar ons huis waar de bovenverdieping al in volle opbouw is.

Op het strand liggen verschillende grote boomstronken en de drie mannelijke familieleden worden door Sofie geholpen om een grote zware boomstronk in het water te rollen. Het blijkt een perfecte boot te zijn waar je veel lol mee kunt beleven op de zee. Om zes uur maakt Naas ei met kip en curry uit blik, en dan wordt het donker.

terug naar boven