vierenveertigste week

Vientiane, Vrijdag 3 mei

Langzaam maar zeker ontwaken we in het centrum van Vientiane.

Op de middag gaat mama Heidie belegde broodjes halen in de "scandinavian bakkery" op het centrale fonteinplein.

Rond drie uur vertrek ik samen met Sofie naar Pha That Luang, we nemen een Jumbo (Saamlor, of grote Tuktuk) Sofie vind het nog steeds leuk om naar vanalles te gaan kijken vooral als het samen met papa is. Daarna laten we ons terugvoeren naar de Wat Sisaket, de oudste Wat van Vientiane waar er een klein muzeum is, en de honderden nisjes in de muren telkens twee kleine boeddhabeeldjes bevatten. We wandelen terug via het Presidentiele paleis naar het Lani Guest House. Barbara zit al weer in het internetcafé.

Het wordt een gezellige avond. Op het terras van de guest-house babbelen we de hele avond met drie New-Yorkse dames. Chanda Butler reisde ooit vier jaar lang, tien maanden per jaar, samen met haar man die fotograaf is voor National Geografic (zie ook cultures on the edge). We babbelen over plaatsen in Azië en Afrika die we beiden kennen. De zussen Amara en Camala Projansky willen een boek over rijst schrijven en reizen binnenkort door naar Vietnam en China.

Gelukkig is de avond vele graden frissers dan gisteren.

Over de "friendship bridge" terug naar Thailand, Zaterdag 4 mei

Langzaam maar zeker ontwaken we in het centrum van Vientiane. Het buitenvrijden van het veel te smalle straatje naar het Lani Guest House verloopt gelukkig zonder schade. Bij het buitenrijden van Vientiane tanken we onze laatste kip op en stoppen nog bij een drietal bandencentrales die natuurlijk ook van het "Bo mie" type zijn.

Twintig kilometer later zijn we aan de door Austalië gefinancieerde "friendship bridge". Aan de Laotiaanse zijde verloopt de papierwinkel vriendelijk en vlot en zonder controle. We worden immers aan het loket "diplomats" behandeld, waarschijnlijk omdat men onmiddellijk zag dat we ambassadeurs voor Brugge 2002 waren. Vooralleer we over de brug kunnen moeten we een bizar kruispunt over met echte verkeerslichten. Op dit kruispunt veranderen we van rechtsrijdend naar linksrijdend. En dan kunnen we de 1.200 meter lange brug over. De immigratie in Thailand verloopt vlot maar bij de vriendelijke douane krijgen we problemen met de computer. Volgens de computer zijn we immers het land nooit uitgereden. Aan de Thaais-Cambodiaanse grens hebben ze immers onze kamion niet uitgeschreven in de computer (als ze een computer hebben aan die grenspost; want wij hebben er geen gezien) en volgens de computer zijn we dus in overtreding. Na wat gebabbel mogen we uiteindelijk toch probleemloos het land binnen.

In Nong Khai willen we eten, maar de KFC lijkt ons maar niets. Aan het volgende kruispunt is er een grote bandencentrale waar ik toch maar binnenstap, alhoewel ik me had voorgenomen pas maandag om banden te beginnen zoeken (omdat we dan dichter bij Bangkok zouden zijn). De man in de bandencentrale heeft duidelijk zin om ons twee banden te verkopen en belt al zijn leveranciers in Bangkok af tot hij er een vind die 14.00 x 20 banden in voorraad heeft. Een uur later is het voorschot betaald en zijn de banden besteld, 90% kans dat de banden maandag in Nong Khai aankomen vanuit het verre Bangkok (620 km hier vandaan).

Onze volgende stop is een echte supermarkt; ditmaal de "big jieng". We vinden er alle producten die we in Cambodja, Vietnam en Laos hebben gemist en kunnen dus weer eens onze pas gekochte croissants en hamburgers in de kamion opsmikkelen en smullen. Het is nu 40°C maar we overleven toch terwijl Barbara de frisse supermarkt nogmaals induikt en met een nieuw streepjeshemd terugkeerd.

De guesthouses die we opzoeken hebben geen parking maar de Wat om de hoek natuurlijk wel. We stappen nog een "exchange bookshop" binnen en hebben weer een nieuwe nederlandstalige roman. De Wat ligt op de oever van de Mekong en we zien Laos aan de overkant. Ik lees een boek voor Sofie en ga dan met Piet en Sofie een avondwandelingtje maken terwijl Barbara en Naas internetten.

Onze muskietennetten staan weer letterlijk tussen de palmbladeren van de Cocosboom die ons morgen schaduw moet bezorgen

Nong Khai, Zondag 5 mei

Echte zondagsrust, we blijven liggen tot half tien, voor de Thaai waarschijnlijk onmogelijk lang.

Van de reporter terplaatse:

De Wat zorgde voor een rustige nacht, en in de vroege morgen is de hemel zwaar bewolkt. We genieten van de friste en helaas moeten de tenten in de rapte opgezet worden willen we niet verzuipen.

Vandaag staat niet veel op het programma: we gaan middageten in de Mutmee guesthouse, aan de oever van de Mekong. Helemaal verscholen in het tropische groen. Het is een bijzonder symphatiek doeniekstje, waar je zelf je eigen bestelling opneemt en doorgeeft aan de keuken. De drankvoorziening is selfservice en specialiteit van het huis is vers onbehandeld mekong water, 171 Bath, hoeveelheid onbeperkt (dat denken we).

Barbara en Naas gaan interfretten en ik ga op zoek naar een apenteker. Ik vind die veel te vlug naar mijn zin en loop dus nog een eindje verder. Het stadje is erg rustig en er is een zondagsmarktje, veel volk en erg nauw, zodat ik het vlug voor bekeken hou.

Koen en Sofie willen een tempel gaan bekijken buiten de stad, maar pa staat lange tijd te kletsen met een witterik en zo krimpt de tijd en blijft er geen tijd meer over voor de tempel. Misschien morgen, want in stilte geloven we niet echt dat de banden hier morgen al zullen arriveren......

Twee nieuwe banden, Maandag 6 mei

Rond twintig voor tien ga ik met Sofie te voet naar de bandencentrale. Sofie wil eerst nog naar de tempel, maar dat zal niet voor vandaag zijn. Als we in de bandencentrale aankomen zijn er nog geen banden te zien, maar de baas doet een paar telefoontjes en meldt dan dat de banden onderweg zijn en over een uurtje in Nong Khai zullen zijn. We nemen een grote Tuktuk terug naar de Wat en zetten de dakploeg aan het werk. Ondertussen vertrek ik met Sofie naar de bank om de nodige Baths te verzamelen. Vandaag blijkt een feestdag te zijn en alle banken zijn gesloten. Gelukkig is er één loket buiten de Bangkok Bank die onze travelcheques kan wisselen. Terug aan de non aangekomen is dakploeg nog maar halverwege en willen ze dat ik de kamion enkele meters verplaats zodat ze ook de tweede tent in de schaduw kunnen afbreken.

Een offer aan de tempel voor de goede electriciteit en de rustige overnachtingen, en weg zijn. En inderdaad op het plein voor de bandencentrale liggen twee grote banden te blinken. Piet installeert zich aan de computer en de rest van de equipe verdwijnt naar de geaircode "Big Jieng". Drie goodyear mannetjes verdwijnen op het dak en installeren daar een grote parasol. Ze maken de geklapte reservebanden los en kijken dan vol bewondering naar het werk van de winches uit "stock gerard vermeersch". Na bijna drie uur werken met een man of vijf, hangen de achterwielen boven de kabine en staat de non achteraan op twee nieuwe poten (SIMEX SANDGRIP, made in Maleysia).

De supermarktequipe is nog niet te bespeuren dus rijden we het hoekje om. Vanuit de koele supermarkt zien ze een geel gevaarte de parking oprijden en komen naar buiten met hun karretje vol trofeën. Na rijp beraad besluiten we in de foodcourt van de supermarkt te eten. Een foodcourt in een supermarkt is een grote zaal vol tafeltjes en stoeltjes met daar rond een massa lokketachtige stalletjes waar telkens één of meerdere thaaise specialiteiten worden klaargemaakt. Vader en moeder kiezen iets dat veel te spicy is, Naas en Barbara hebben meer succes met hun speciale noedels en Piet en Sofie hebben natuurlijk geen problemen met hun bekende rijst met kip.

Het is al drie uur dertig als we weer in "de gelen" zijn. De thaaise wegen zijn echter betrouwbaar ende goed zodat we beslissen toch nog een stuk te proefrijden met onze nieuwe banden. De D211 naar Tha Bo is prachtig. Over 20 tot 25 km zijn alle bomen van een of ander merk prachtig gesnoeid. Of liever gebeeldhouwd; we zien groene olifanten en giraffen, dolfijnen en haaien, herten en kamelen, paarden en olifanten met ruiter, groepjes groene dansende mensen,.......

Even later rijden we echt langs de Mekong, we zien Vientiane aan de overkant en herkennen er zelfs een tempel en de promenade. Tot mijn verbazing wordt het terrein heuvelachtig en gaat de weg langs de rivier telkens bergop en bergaf. Hier is de machtige Mekong er blijkbaar nog niet in geslaagd een brede vallei uit te schuren, alhoewel er vrijwel geen rotsen zijn. We snorren door tot aan de watervallen van Than Thong. Er stroomt echter geen druppel water over de rotsen. Het is ondertussen al voorbij vijf uur en dus vragen we aan de parkwachters, die hun hoofdkwartier aan de overkant van de weg hebben of we op hun terrein mogen kamperen. Het is onmiddellijk goed, en we kunnen in het bos achter hun gebouwen parkeren. Met Piet, Sofie en Naas doe ik nog een avondtochtje tot aan de Mekong. We klimmen van de reuzetrappen die volgens onze reisgids een waterval zijn en komen zo bij de dertig meter lager gelegen Mekong. De Mekong heeft vorig seizoen zeker meer dan tien meter hoger gestaan als we de sedimenten zien die op de onderste treden van de "luchtval" liggen. Terwijl we langs de Mekong staan begint het hard te waaien en een half uurtje later krijgen we veel weerlicht (net alsof er een gigantische TL-lamp niet wil starten) en ook een beetje regen. De "tok-kè's" roepen ons in slaap samen met een uilachtig geroep.

Naar het westen langs de Mekong, Dinsdag 7 mei

De Than Thong watervallen zijn nog steeds even leeg als gisteren. We rijden naar Sangkhom waar we inkopen doen. We zoeken er ook de Guesthouses die binnenbanden verhuren om de Mekong af te dobberen maar vinden ze niet. Even voor twaalf stoppen we aan een wegrestaurant dat op palen in de oever van de Mekong is gebouwd. Het water is veraf want blijkbaar is het regenseizoen stroomopwaarst nog niet begonnen. Het is duidelijk dat de Mekong elk jaar zeker tien tot twintig meter hoger staat dan vandaag. Hierdoor hebben we een prachtig zicht op de grillige rotsen die op de bodem van de rivier lange zandbanken achter zich aan slepen. We eten gebakken rijst met kip en blijven nog wat babbelen en genieten van het mooie zicht.

We rijden nog tien kilometer tot aan kilometerpaal 115 omdat het daar volgens de reisgids mogelijk is om te zwemmen achter de Wat. We vinden een Watje en mogen er kamperen. Het is echter nog te warm dus gaan we allen wat lezen en rusten - samen met zeker tachtig procent van de bevolking van dit dorp - tot vier uur. Ik ontdek in de reisgids dat de beschreven zwempoelen aan km 115 op de D212 liggen en niet op de D211 waar we nu zijn (en dus 230 km hier vandaan). Maar gelukkig kunnen we ook hier zwemmen. Er er is een ruime baai in de Mekong waar er vrijwel geen stroming is. Een lange zandbank vormt een echt strand. De helling van het strand is voor ons echter bijzonder; het strand helt 45°; vier meter verder en vier meter lager vinden we het Mekongwater. Het is leuk om naar beneden te lopen en in het water te vallen. Sofie maakt er een echte zandglijbaan van, Naas rolt van de helling het water in. Het water is heerlijk en we bouwen een kamp in de steile oever. Even later komt ook Barbara zwemmen, we doen een poging om Laos te bereiken maar de stroming in het midden van de rivier is net iets te hard en dan andere over lijkt iets te rotsachtig, zodat we halverwege terugkeren. Aangezien alle eilanden in de Mekong van Laos zijn volgens een conventie tusen Laos en Thailand, zijn we eigenlijk wel in Laos geweest.

Als het donker is geworden pakken de wolken boven ons samen en krijgen we een zeer intensief weerlicht. Gemiddeld elke seconde wordt de hemel verlicht en zien we het silouet van bergen in Laos scherp afgetekend tegen de felle hemel. Na een half uur hemels geweld komt de verfrissende regenbui eindelijk.

Verder naar het westen langs de Mekong en dan naar Loei, Woensdag 8 mei

Onze eerste halte langs de Mekong is Pak Chom,we doen er inkopen. Barbara gaat met Sofie naar de post waar ze zelfs een "internetbox" vindt. De heuvels worden hoger en steiler, de Mekong wordt smaller.

Tegen de middag vinden we een echte piknikplaats voor toeristen, een zelfzaamheid in dit werelddeel. We piknikken er op z'n thaais: op de grond op twee rieten matjes.

Vier kilometer vòòr Chiang Khan is er een belangrijke toeristische attractie: de "rapids van Kaeng Khut Khu". En inderdaad de toeristische infrastructuur is zeer goed: een reuzachtige parking, twee hotels, twee geust houses, tientallen souvenir en snoepstalletjes, bootjes te huur..... Helaas de rapids zijn helemaal niet rap, er is dus in feite niets te zien (of zijn wij verwend). En onze gids schrijft dan nog dat deze rapids enkel de moeite waard zijn als het water niet te hoog staat (en aan de oevers te zien kan dit niveau zeker nog meer dan tien meter stijgen. Een anticlimax dus. Maar dit was ons laatste contact met de Mekong op deze reis.

We rijden langs de lytcheeboompjes, door naar Loei, het grootste stadje van de provincie. Het is vrij laat als we er aankomen. Ik zie de rest van de familie de seven eleven induiken (steeds 26 °C) en blijf geduldig wachten in de cockpit. Honderd meter verder rijden we een Wat binnen en mogen er kamperen. Hier zijn er zeer veel jonge en zeer jonge monikken met oranje en gele gewaden, sommigen zelfs fluogeel. We willen op de markt naast de seven eleven gaan avondmalen, maar tot onze verbazing zijn er hier geen eetstalletjes; op de markt is er veel bereid eten te vinden, maar alleen om mee te nemen. Een eind verderop vinden we een restaurant dat zelfs een engelse menukaart heeft. De hemel is betrokken, dus worden de tenten opgetrokken, maar het blijft de ganse nacht droog.

Van Loei naar Phu Rua Nationaal Park, Donderdag 9 mei

De nacht was nogal lawaaierig, maar dat moeten we erbij nemen als we midden in een stadje gaan kamperen. Tijdens het opruimen zijn we getuige van een een nieuwe monnik die de tempel wordt binnengedragen. We schatten hem tussen de 25 en 30 jaar oud, een late roeping dus. Eerst wordt hij in een pickup driemaal rond de tempel gereden. Hij zit op een plastieken tuinstoel onder een zwarte paraplu achter in de laadbak, met zijn handen in een wai, een lotusbloem vasthoudend. Zijn ouders zitten ook in hun sjiekste kleren in de laadbak te glunderen op hun tuinstoel links en rechtsachter hun devote zoon. De vrienden en familie wandelen achter de pickup en krijgen af en toe een lading Bathmuntjes over hun hoofden heen. Dan spurten ze als kleine kinderen om toch één of vijf bath te kunnen oprapen. Daarna wordt de nieuwbakken monnik door zijn vader de trappen van de tempel opgedragen, en begint de sermonie onnder het waakzaam oog van vele boeddhabeelden.

De rit over de D203 naar Phu Rua is een prachtige bergrit. Onderweg nog een koffiestop op een piknikplaats met prachtig vergezicht. Tegen de middag beginnen we de klim naar de Phu Rua ofte bootberg (1375 m), na een korte stop in Phu Rua city. Op 850 meter hoogte is er een eerst hoofdkwartier van de parkwachters met een echte kampeerplaats. Er is een lege parking onder de dennebomen met zicht op de vallei. De kampeerplaats is voor vele, vele tentjes voorzien maar er is geen kat. Ook de bungalows in het bos zijn leeg. Vòòr onze kamion is een pikniktafel in houthakkersstijl, waar we middagmalen.

Daarna vertrek ik met Naas, Piet en Sofie naar de Huai Phai waterval, een warme tocht door de dichte bamboebossen. Na een uur bereiken we de waterval waar natuurlijk slechts een heel klein beetje water door stroomt. We vinden het echter leuk om het water dat over de rotsbodem van het ene kolkgat naar het andere kolkgat loopt om te leiden en zo alle kolkgaten met het bruine sliprijke water te vullen. Als we weer uit het watervaldal klimmen begint het spetteren, we schuilen eerst onder de bamboe en dan onder een boom, en onder een toeristisch bord, en onder een huistempeltje. Maar het druppelen en spetteren gaat over in regen en in een echt moessononweer. Door de gutsende regen dalen we weer af en schuilen onder een overhangende rots naast de waterval. Na meer dan een halfuur in onze piepkleine grot, is de bui over. We keren terug. Op de terugweg ontdekken we enkele leuke diertjes die profiteren van de regenfriste: een kleine slang, eerst een tien centimeter lange miljoenpoot en dan ook een doodgewone duizendpoot. Prachtige kevers: een knalrode, een pikzwarte met vier gele stippen en een klein vliegend hert. Sofie ontdekt ook nog een mooie zoetwaterkrab die een perfect schutkleur heeft tussen de bruine bladeren. De krab dreigt met z'n scharen en de rode vlekken op de binnenkant van z'n gewrichten.

terug naar boven