achttiende week

Op weg naar Khajurago, Vrijdag 2 november 2001

De morgenstond heeft goud in de mond, na een nacht met een witte volle maan is de zonsopgang echt oranje. We zien vanuit onze muskietententen de zon klimmen en voor het warm wordt zitten we aan het ontbijt. De starende indiers jaag ik een paar keer naar de andere kant van de kamion zodat ik tijdens het ontbijt een mooi zicht heb op het vrij open, vrij vlakke en vrij lege landschap.

Even na acht uur nemen we afscheid van het waarschijnlijk voltallige dorp dat staat te kijken. Het eerste deel van de rit naar Mau blijft het landschap verlaten met hier een daar een dorpje. Het is zeer rustig op de weg en we kunnen dan ook regelmatig 60 km per uur rijden. In en rond de dorpen is het telken veel drukker en moeten we soms stapsvoets rijden. We stoppen in een groot dorp dat niet op de kaart staat en vinden een winkel met een vriendelijke winkelier waar we eens vrij veel in één winkel kunnen kopen (een zeldzaamheid in de dorpen) We kopen sojasaus, ketchup, brood, noedels, masala, smeerkaas (the laughing cow), pepsi, boter en we krijgen een stuk ijs.

Vanaf Attare wordt de weg een eenvaksbaan, gelukkig is er zeer weinig verkeer want bij elke tegenligger moeten we nu remmen en af en toe van de baan. De truck om met de lichten te knipperen werkt vrij goed voor de meeste jeeps en auto's die mooi de berm in gaan, maar de vrachtwagens blijven hardnekkig zo lang mogelijk op de asfaltstrook, en dan moeten we natuurlijk remmen (en langzaam weer optrekken)

Tegen de middag stoppen we onder enkele bomen nabij een waterput en Barbara maakt een noedelgerecht, terwijl ik lees in het boek "van Peking naar Parijs"; over de legendatische eerste autorace van Peking naar Parijs in 1907 georganiseerd door de krant "le matin", toen er nog geen wegen bestonden.

We blijven bijna tot drie uur onder de boom en vertrekken dan voor een volgend trajekt. Zolang we in de staat Uttar Pradesh rijden is de weg in relatief goede staat; het wegdek is niet vlak maar alle putten zijn opgevuld zodat we zonder gevaar 50 km per uur kunnen rijden. Vanzodra we in Madhya Pradesh komen zijn de putten niet meer opgevuld en aangezien de weg slechts één baanvak heeft kan ik de putten niet meer vermijden en moeten we dus snelheid verminderen. Tegen vier uur zijn we weer in een dorp die niet op onze kaart staat. Volgens de reisgids zou het vevallen fort van Ajaighar op onze weg liggen maar hier splits de weg. Omdat de weg zo slecht is beslissen we dit fort rechts te laten liggen en door te rijden naar Khajurago via Panna want de weg rechtstreeks naar Khajurago die op onze kaart staat blijkt niet te bestaan.

We doen nog een minibergpas over een heuvelrij en tegen kwart voor vijf rijden we de weg af onder een boom vol mooie kwetterende groene langstaartige parkieten. Er is een waterput waaruit een bevloeiingskanaaltje wordt volgepompd: het lievelingsspeelgoed van Piet die ook Sofie mee neemt terwijl Barbara en Naas de openluchtslaapkamers monteren (dit wil zeggen: enkel de muskietennetten) en ik uitrust van 180 mooie maar vermoeiende kilometers. Heidie doet de was, Naas maakt soep en Barbara wast Sofie aan het kanaaltje.

Panna, Zaterdag 3 november 2001

Poing.

Midden in de nacht, de vrijwel volle maan op 80 ° dus waarschijnlijk ongeveer 1 uur 's morgens worden we met drie wakker van een luide poing. Is er een stok of een steen op ons dakterras gevallen? Hebben we weer (zie Pakistan) een nachtelijke bezoeker? Ik sta op en zie dat het slotje van de ladder is losgesprongen (met groot geweld). Heeft er iemand de ladder proberen te stelen?

Even later herinner ik mij dat ik gisteravond rubberlucht heb geroken en rond de vrachtwagen heb lopen neuzen, de geur kwam van het rechter voorwiel.... Eureka.... We hebben een lekke band. Ik ga de ladder af en constateer inderdaad dat de rechter voorband lichtjes gelost is. Als we om zeven uur opstaan is hij inderdaad sjiekeplat. Een pot of twee koffie en aan het werk voor het te warm wordt.

De wielsleutel krijgt de bouten niet los die bij bandencentrale Puype met de pneumatische dopsleutel zijn vastgezet. Gelukkig mag je op een facom ringsleutel hard hameren met een zware moker, en zo komen de wielbouten toch los. De hydraulische krik doet het niet: na het bijvullen van wat servoolie is dit euvel opgelost, maar de hydraulische krik kan niet hoog genoeg: geen nood hier liggen voldoende bakstenen. De bakstenen verbrijzelen echter tot poeder onder het gewicht van de vooras. Geen nood hier vlakbij staat een bouwvallig huisje dat van natuursteen is gebouwd. De stenen verliezen hun scherpe kanten onder het gewicht van de non maar laten toe de kamion hoger te krikken. Tegen negen uur dertig kunnen we vertrekken, een succes dus.

We rijden 26 kilometer naar Panna waar we de twee reservebanden zullen laten herstellen. De weg is gelukkig in betere staat dan het laatste stuk van gisteren. Wel moeten we enkele kilometer klimmen over een ghat (heuvelrug) met veel te korte haarspeldbochten, waar ik telkens weer achteruit moet rijden om de bocht te halen. Om tien uur dertig komen we aan in¨Panna; aan de eerste bandenhersteller mogen we niet stationeren van de lokale politie maar gelukkiig is er een kilometer verder nog een tweede bandencentrale waar er voldoende plaats is om te parkeren.

Ik bespreek de prijs van de herstelling: 25 roepies per gat, nogal goedkoop dus. De werken beginnen met het laten zakken van de twee banden die boven de stuurcabine hangen en elk 105 kg wegen (de band de we lek reden in Nepal is nog zwaarder want er is wat regenwater in gelopen). De jonge gasten die hier werken kennen hun job en krijgen de velgen snel gedemonteerd, ook de gaatjes worden verbazend snel gevonden. Tegen twaalf uur lijkt de klus geklaard, maar één va de twee banden lekt nog steeds, herbeginnen dus. Ondertussen is de druk van he compressorvat te ver gezakt en er is geen elektriciteit in Panna van 11 uur tot 14 uur, dus moeten we wachten.

Met Barbara ga ik dan maar inkopen doen. Eerst geraken we verdwaald in een soort gerechtsgebouwencomplex, waar er buiten onder gamele afdakjes vele mensen zitten met actentassen voor een tafeltje (we veronderstellen advocaten) en ook verschilden typisten. De politie laat ons gelukkig via een achterafdeurtje terug op de hoofdstraat. We vinden slechts twee kruidenierszaken waar we toch één en ander kunnen kopen. Bij de broodwinkel krijgen we een brood toegestopt die volledig beschimmeld is, dus gaan we verder in de straat op zoek naar verser brood; moeilijk te vinden in Panna. Uiteindelijk vinden we toch een paar zakjes met kleine vierkante sandwichbroodje voor 1 roepie per zakje. De zoektocht naar eieren is nog moeilijker. Een kar met een paar duizend eieren kruist ons op midden in de hoofdstraat maar ze willen onns geen eieren verkopen. We vinden geen enkele winkel met eieren, en zijn ondertussen al een heel stuk afgewaald in het ingewikkelde stratenpatroon van dit stadje. Als we uiteindelijk toch de straat terugvinden waar ze aan onze banden aan het werken zijn, vind ik eirenen in een barak van een collega bandenhersteller, eieren en banden: een logische combinatie.

We eten dus maar in de kamion geparkeerd vòòr de bandencentrale. En inderdaad, om twee uur is er weer elektriciteit. De banden worden opgepompt tot 7 bar en opgetrokken tot boven de cabine. Het tweede wiel wordt iets te geestdriftig opgewincht en de klemmen van de kabel schieten los net op het moment dat het wiel half boven de cabine hangt. Het valt net niet terug naar beneden. De kabelklemmen worden weer aangespannen en een half uurtje later vraag ik om te betalen. Zal het werkelijk maar 25 roepies per band zijn? Ik krijg een faktuur van 1000 roepies die ik snel, zorgvuldig en kordaat tot een prop verfrommel. Mijn mening is duidelijk; dit is bedrog. Ze leggen uit dat de baas (die er nu niet meer is) deze factuur heeft gemaakt. Ik stap in de kamion en start de motor. Als ik terug uitstap en 100 roepies geef blijken alle omstaanders dit goed te keuren en kunnen we eindelijk vertrekken naar Khajurago; het is 15u30.

Tot onze grote verbazing is de eerste 20 kilometer van de weg nieuw. Daarna een kort stuk van 10 kilometer in slechhte staat en dan vanaf de afslag weer een goede weg tot in Khajurago. Bij het binnenrijden van het dorp worden we binnengeroepen in hotel Sunsetview maar we willen eerst tot aan de campng rijden. De camping is gesloten maar we mogen wel in het hotel ernaast camperen; het hotel is helemaal leeg en buiten ruikt het onaangenaam. We rijden terug naar hotel Sunset View waar we nu niet meer welkom zijn. Gelukkig willen twee mannen ons met hun vespa begeleiden tot in de Yogi Ashram aan de andere kant van het dorp. Ondertussen is het donker geworden. Onze camion past gelukkig weer net in de poort (na het uitgraven van de rails van de schuifpoort) en het is er zeer rustig, we eten er nog biryani, drinken er uiterst vers sinaassap (Naas moet een zaklamp gaan halen en gaat mee de sinaasappels gaan plukken in de tuin) en hebben een zeer rustige nacht.

Khajurago, Zondag 4 november 2001

Naas gaat vers sinaasappelsap bestellen, Sofie gaat mee om de appelsienen te plukken. Papa bakt toastjes.

We gaan te voet naar de tempels waar ze vijf dollar toegang vragen, gelukkig zijn twee ticketjes voldoende. De tempels hier zijn duizend jaar oud (tussen 950 en 1050 bouwden ze hier 85 tempels waar er nog 25 van overblijven) De tempels zijn eigenlijk bijna gewoon opeengestapelde beelden. Van onder tot boven, van buiten naar binnen is alles versierd. Op één tempel staan 750 beelden van een meter hoog en dan zijn er nog vele friezen die ook uit een ganse rij beeldjes bestaan. De variatie in de beeldjes is zeer groot. Er zijn oorlogstaferelen met vele olifanten, paarden en kamelen die vooral Sofie interesseren omdat ze op haar hoogte staan. Verder zijn er alle mogelijke goden waarvan wij er maar enkele kunnen onderscheiden: Ganesh de olifant, Shiva met zijn cobra en zijn voertuig, Nandi de stier, Durga met de acht armen. Naast de oorlogs en goddelijke taferelen zijn er ook alle mogelijke menselijke taferelen, waarvan de expliciet erotische beelden de meest bekende zijn.

's Middags gaan we in Raja garden restaurant eten. Na de middag nemen we twee riksja's naar een groep Jain tempels. Na het bezoek aan de Jain tempels voert één van de twee riksja's Barbara, Naas en Sofie terug naar de Ashram. Pa, Ma en Piet gaan te voet terug, eerst door het oude dorp waar we de nieuwe dorpsschool bezoeken. Piet mag op het bord en in het gastenboek schrijven, we steunen het armzalige schooltje met een kleine donatie. We passeren nog langs een paar afgelegen tempels en wandelen terug naar het dorpscentrum omdat we zeer dorstig zijn. We kunnen het laatste stuk van de weg terug nog een fietsriksja nemen.

We spelen Set op de barza van de ashram. Naas neemt een douche samen met vijf kikkers die achter de spiegel van de badkamer van de ashram wonen.

Van Khajurago naar Orccha, Maandag 5 november 2001

Sofie is al vroeg uit de veren, samen met de zon komt ze onder ons muskietennet tussen ons inwriemelen. Piet is natuurlijk ook direkt wakker. Naas brengt de kleintjes naar beneden en Sofie en Piet bestellen zes glazen vers gepersd snappelsnap, eerst moeten ze natuurlijk sinaasappels gaan plukken.

Om 9 uur zijn we onderweg; dit was een mooie en rustige plaats De weg is goed maar hier en daar is er toch nog een kramikkelig stuk. De breedte van de asfalt is nogal variabel zodat we op de smalle stroken moeten vertragen voor elke tegenligger. In Chattrapur doen we inkopen en zoeken weer eens een ijsfabriek. Na Chattrapur wordt de weg nog beter, het is zeer rustig. We rijden veel en ver. Op de middag stoppen we van 12 tot 13u3O om te eten onder een grote boom. En dan rijden we weer. Om drie uur dertig rijden we over de Betwa rivier en zien de tempels van Orccha in de verte. Langs de weg naar het dorp staan er overal vlaggen. In het dorp zelf is de ganse hoofdstraat omzoomd met zilveren, gele en rode kerstboomlinten die tot drie meter hoog aan palen zijn opgehangen. Tussen de palen hangen er overal kleine lampjes en langs de weg staan zelfs generatoren om de lichtjes te doen branden. Om vier uur zijn we in Orccha zelf en rijden naar het Betwa Cottage hotel waar ze veel te veel vragen voor de parking. Eerst vraagt de manager 500 roepies per nacht, na wat afdingen wil hij niet lager dan 300 roepies, daar waar wij voor een parking zonder accomodatie 100 roepies al een maximum vinden. (Je kunt hier in Orccha zonder probleem een dubbele kamer met badkamer krijgen voor 100 roepies) We wandelen wat rond op zoek naar een andere parking maar tevergeefs; in het centrum is er geen plaats en buiten het dorp lijkt het ons toch niet zo heel veilig. Er blijkt hier een godstdienstig achtdaags festival gaande te zijn en overmorgen zou de belangrijkste dag zijn, misschien blijven we wel zo lang.

We krijgen bezoek van twee groepsleiders (een australier en een zuid afrikaan) van georganiseerde reizen die onze vrachtwagen bewonderen, ze dachten dat we ook van een of andere organisatie waren. De australier zegt dat we niet moeten betalen op deze parking omdat het een staatshotel is en het geld toch in de zakken van de manager gaat.

Orccha, Dinsdag 6 november 2001

Piet begint spontaan de dakbakken op te ruimen, helaas rijden we niet vandaag, gelukkig kan ik Piet troosten met de prijs voor de flinkste werker van de dag. We ontbijten en gaan tevoet door de versierde straat van Orccha naar het eiland in de Betwa. Sofie sukkelt eerst nog in de koeienval aan de ingang van het hotel. Op het eiland bezoeken we een paleis dat door de plaatselijke bevolking werd gebouwd als geschenk voor de Moghol-keizer Jahangir die het maar één dag gebruikte toen hij hier eens op bezoek kwam. Hijj was wel zeer tevreden en de bevolking van Bundela moest gedurende de regering van Jahangir geen belastingen betalen. Het paleis heeft drie verdiepingen met kamers en vooral terraseen en is prachtig aan het vervallen. Onderhoud van historische monumenten is duidelijk ook voor India een groot probleem. Na het paleis bezoeken we ook de kamelenstallen, kamelen worden hier niet gebruikt omdat de bodem zeer rotsachtig is, maar de moghol keizers hadden er veel die ze meenamen op hun reizen door hun reusachtige rijk. De andere delen van het eiland blijken niet meer open te zijn. Op twee plaatsen werd een klein gebouwtje schuchter gerestaureerd of liever opgelapt. Op de meeste plaatsen staan de gebouwen vol gras of zelfs struikjes. De mooi versierde balustrades liggen zomaar op de grond.

Na ons bezoek aan het eiland doen we een terrasje. We kopen 24 postzegels van 4 roepies en versturen twaalf postkaarten die we in Dehli kochten en in Nepal volschreven. De bazar is onze volgende halte en daarna de Ram Raja tempel. In de Ram Rajja tempel is er zeer veel zeer devote activiteit. De priesters zwieren de offers (vooral bloemen en rijst) door de lucht het heiligdom in die echt op een puinhoop lijkt. Ons laatste historische plaats is de echt vervallen "Phool Bagh" een koerachtige tuin vol lege achthoekig vijvers met een klein heiligdom (met twee confortabele bedden erin) in het midden.

We doen wat inkopen en gaan naar de kamion om te middagmalen. Na de middag lezen we wat boeken, Barbara helpt Piet met zijn woordpakket en Naas studeert engels. In de late namiddag komen er wat wolken bovendrijven en ga ik met Piet een wandeling maken in de bossen aan de andere oever van de Betwa rivier. Tegen zonsondergang brengen we (K,H&N) nog een bezoekje aan de plaats waar morgen een super heilig mannetje de Puja komt doen. De mensen laten er kaarsjes drijven op de Betwa en er worden kleine worstjes modder verkocht die op de kop met gekleurde rijst zijn versiert. Het is de bedoeling dat de gelovigen met de kleiachtige modder een beeldje van Shiva kneden en dit dan offeren voor de wereldvrede.

Morgen komen er ook enkele ministers naar het festival. Er wordt nog steeds hard gewerkt aan de versiering van de straten, vooral de elctriciteit neemt veel tijd in beslag overal hangen er klein lampjes en TL lampen die met allerhande draden aan elkaar zijn geknoopt, er staan verschillende elektrische groepen in de straat; het is dus werkelijk de bedoeling dat de lichten allemaal gaan branden. De belangrijkste festiviteit blijkt morgennacht te zullen gebeuren. Onze parking is vlakbij het festival terrein dus als we blijven zullen we waarschijnlijk niet kunnen slapen. Morgen zien we wel wat we doen, rijden of wakker blijven om de festivalgangers gade te slaan.

Ons vertrek uit Orccha, Woensdag 7 november 2001

Deze morgen blijf ik lekker lang liggen want de zon zit achter een boom, de vier kinderen ravotten onder het andere muskietennet. Mama Heidie is als eerste beneden. Om acht uur ben ik beneden, de kinderen zijn warme Nesquick aan het drinken, Naas bakt speciale toasten met chocolade. Heidie wast en plast nog wat. Piet en Naas gaan naar de heilige mannetjes kijken. Het dorp is nog niet vol gelopen, we zien dezelfde beweging als gisteren dus besluiten we niet te blijjven wachten op het toppunt van het festival.

We rijden de parking van de Betwa Cottages af zonder te betalen. De hotelgerant van dit staatshotel komt aangewandeld en doet het geldteken met zijn vingers in zwaai vriendelijk terug en rij verder. We nemen de by-pass road omdat we denken dat we moeilijk door de hoofdstraat kunnen met alle slingers en lampen. Als we terug op de hoofdweg komen aan de andere kant van het dorp staat de hoteluitbater ons met een moto op te wachten. Als ik hem (al rijdende) uitleg dat hij een staatshotel uitbaat en dus ook de reglementering van de staat moet volgen blijkt hij mij wel begrepen te hebben en staakt hij de achtervolging. Het is duidelijk dat hij de 1000 of 600 roepies die hij ons vroeg in zijn eigen zak zou steken, hij had immers onze pasporten niet gevraagd en ons dus niet in het voor alle hotels verplichte register ingeschreven.

Op weg naar Sanchi, Woensdag 7 november 2001

Onderweg van Orccha naar Jhansi staan er over de ganse lengte (18 km) palen met slingers en grote gele beschilderde borden. We zien ook enkele mannen de laatste hand leggen aan een spiksplinternieuwe helicopterlandingsplaats in een weide langs de weg. Er is echter nog niemand onderweg naar het festival, wat ons doet twijfelen aan het succes van het festival. Misschien is al de indrukwekkende versiering hoofdzakelijk voor de eerste minister van de MP-state bedoeld en niet voor de "massa" pelgrims voor de wereldvrede.

Gelukkig moeten we niet dwars door Jhansi en zo zijn we vrij snel op weg op de N26 richting Sagar. De weg loopt door Uttar Pradesh en is goed onderhouden alhoewel hij een beetje hobbelig is. De doortocht van Lalitpur verloopt traag en dertig kilometer later komen we weer over de grens van Madhya Pradesh. Dit merken we duidelijk aan een slagboom en aan de plotse verslechtering van de weg. Achtendertig kilometer voor Sagar hou ik het voor bekeken en gaan we aan de ingang van een dorp staan. Tijdens onze kennismakingswandelijk door het dorp kunnen we absoluut niemand vinden die een woord engels begrijpt of spreekt. De gastvrijheid van de dorpelingen beperkt zich tot het aanbieden van een kommetje water, waar wij onze vrachtwagen neerpoten zal hen een worst wezen. We moeten hemel en aarde verzetten om uit te leggen dat de kijkers op een zekere afstand van de kamion moeten blijven. Uiteindelijk verzet ik de kamion 50 meter terwijl heidie probeert te vermijden dat de dorpelingen ons achtervolgen. Iets later krijgen we bezoek van iemand die een half woord engels spreekt. Enkele geletterde dorpelingen bladeren vol bewondering in de Lonely Planet India reisgids en lezen zelfs de namen van de steden. Ook als de duisternis is gevallen moet ik de kijkers nog een tweemaal letterlijk op afstand duwen; vooral de man met de radio is vervelend.

De nacht van 7 op 8 november

Iedereen was vroeg gaan slapen zoals dat de gewoonte blijkt te zijn in deze arme dorpen waar geen electriciteit is. Als Barbara dan om 12 uur roept dat het gaat regenen denken we dan ook dat het bijna morgen is. Het begint inderdaad te spetteren en we besluiten om de tenten op te zetten. We hebben de tenten nog maar half uitgepakt als het begint te stormen en ontzettend hard te regenen. Ik heb de grootste moeite om de rekkers van de tent aan de kant waar van de wind komt vast te krijgen. Ik moet ook alle rekkers vastmaken wat we nog nooit deden. In aller ijl dumpen we alle slaapgerief in de ene tent waar we met zes samenhokken. Sommige lakens en matjjes zijn zuipende nat en weg proberen alles zogoed mogelijk af te drogen met een paar lakens. Ondertussen neemt de regen wat af en ga ik naar beneden om het grote bed te maken. Naas, Pa en Ma slapen de rest van de nacht beneden waar alles droog bleef. Barbara, Piet en Sofie slapen verder op het dak in de ene tent die we hebben opgezet.

Op weg naar Sanchi, Donderdag 8 november 2001

Naas komt als eerste uit bed en gaat Sofie en Piet halen die nog op het dak zijn. De kijkers zijn trouw op post en als er één waagt om door een spleet in het gordijn te kijken sta ik op en dwing de ganse groep met zachte hand tot op het pad dat zowat 50 meter verder ligt. De natte lakens en muskietennetten worden opgehangen en we kunnen rustig ontbijten. We bakken weer toasten want het Indische fabrieksbrood is niet zo lekker. De kleine vierkante sandwiches zijn weer eens bedekt met een laagje schimmel. Op de zakjes met sandwiches is nergens een datum te vinden dus het gissen als ze vers zijn of niet, en daar slaag ik duidelijk niet altijd in.

Na het ontbijt pakken we in wat droog is en leggen de rest in de kamion. We zijn pas om iets voor tienen onderweg. De N26 is slecht vooral de eerste dertig kilometer die we vandaag rijden zijn vol putten. De volgende kilometers naar Sagar zijn iets beter. Vanaf Sagar gaan we volgens onze kaart op een gele weg en die is beduidend beter.Het landschap is hoofdzakelijk bepaald door de landbouw. Tussen en in de velden staan vrij veel bomen. Af en toe komen we in volledig braak liggende gebieden die ik het best als een begraasde bossavanne kan beschrijven; de bomen staan vrij ver van elkaar en zijn zelden hoger dan 5 meter.

Tegen de middag komen we op de T-splitsing van Rahatgarh. We slaan in, in de richting van Bhopal en zetten onze kamion 500 meter verder in een "bos". Het bos bestaat uit bomen van 5 tot 6 meter hoog met zeer grote bladeren. Van de meeste bladeren blijjven slechts de nerven over, het bladgroen is volledig weggevreten, en dat van alle dergelijke bomen. De grond ligt vol met bladeren, her lijkt wel herfst. We hangen een wasdraad om de lakens te drogen. De grote beren die nogal wat regenwater dronken vannacht worden op een matje gelegd om te zonnebaden.

Na het middagmaal maken we rechtsomkeer en nemen de andere weg op de T-splitsing die rechtstreeks naar Vidasha loopt, en dan via Sanchi naar Bhopal. Na enkele kilometer wordt de weg slecht, slechter, slechtst, erbarmelijk. De putten zijn af en toe vrij diep en dan begint de achteras aan een dansje, en alhoewel ik nog nooit achteraan in de kamion gezeten heb tijdens het rijden kan ik mij toch levendig inbeelden wat dit betekend voor de passagiers als ik de mensen en vorken hoor op en neer wippen in het schuif. We vorderen met een snelheid van hoogsten 20 kilometer per uur en tegen kwart voor vijf zijn we slechts 50 kilometer verder. Gelukkig is het landschap mooier dan de weg. De akkers staan vol jong groen en tussen de akkers zijn de bomen mooi afgespoeld door de regen van deze nacht. Er staan ook vrij veel palmbomen tussen de akkers wat toch al een beetje sub-tropisch sfeer doet ontstaan.

`terug naar boven