vijfëndertigste week

Naar Siem Reap, vrijdag 1 maart

Er zitten reeds enkele kinderen in de bomen naast de kamion als we ontwaken, maar in verhouding tot India valt de nieuwsgierigheid nog mee. Samen met Naas ga ik in het dorpje wat foto's nemen en ijs kopen. Hier, op 60 kilometer van de grens wordt nog steeds in Bath gerekend, in hun eigen Riel hebben de cambodianen duidelijk niet veel vertrouwen.

We hebben 95 kilometer voor de boeg tot in Siem Reap, het stadje naast de tempels van Ankor Wat. De eerste vijftig kilometer lopen over een piste die hobbelig maar toch vrij goed bereidbaar is. Om het ergste achterin de voorkomen rijd ik maximum vijfendertig tot veertig kilometer per uur, enkel aan de slecht onderhouden bruggen moeten we telkens stoppen om dan stapvoets over de brug te gaan. Na een uur rijden moet ik toch even halt houden want de piste vergt toch wel iets meer van de chauffeur, dan de goede thaaise wegen. We stoppen in een echt landbouwdorp waar de hooimijten hoog zijn opgestapeld langs de kant van de weg en zo de huisjes op palen aan het oog onttrekken. Ik maak een korte wandeling door het rustige dorp. Het verbaasd mij dat de hoofdbaan hier, tot nu toe, zo weinig invloed heeft gehad op het rurale dorpsleven. Hier is de moderne invloed niet verder gekomen dan de fiets en ergers een paar verdwaalde tractoren. Meestal moeten we enkele tientallen kilometer van een hoofd verbindingsweg om dergelijke taferelen nog te zien.

Tegen de middag komen we op een stukje asfaltweg dat slechts een tiental kilometer lang blijkt te zijn. Aan het einde van de asfalt stoppen we om te eten, zo zullen we vandaag een uur langer op de asfaltbaan geweest zijn (het komt er op neer jezelf iets wijs te maken). We parkeren onder een boom en pas na het eten komen de eerste kijjkers voor onze deur staan. Dus toch maar de asfalt weer af voor een twintigtal kilometer piste. De laatste kilometers naar Siem Reap is er gelukkig weer een asfaltbaan. We zoeken en vinden "the Red Piano", de opvolger van de gentse "Rode Piano". Heidie ontmoet er Pari, de pleegdochter van nonkel Luc. Geert, de uitbater, wordt opgebeld en adviseerd ons om tot aan het "Lin Ki" hotel te rijden net buiten de toeristische wijken van Siem Reap. We worden er vriendelijk ontvangen door de zwitserse eigenaar en parkeren naast het zeer rustig gelegen hotel. Na een babbeltje en een drankje stappen we terug naar het stadscentrum. We zoeken een restaurantje maar vinden niet echt wat we zoeken. De vele pizza-restaurantjes met europese toeristenprijzen vertrouwen we niet echt. We stappen dan maar "the Red Piano" . Het hotel-restaurant is zeer proper en gezellig ingericht. Vader en moeder bestellen een Khmer-gerecht (Lok Lak), de kinderen houden het italiaans met spaghetti bolognese en pesto, Sofie houdt het bij belgische frieten. We worden niet ontgoocheld in dit restaurant van onze landgenoot: het is zelfs bijzonder lekker; warm aanbevolen dus. Als we alles hebben binnengesmikkeld komt de baas Geert zijn zaak binnen en komt bij ons aan tafel zitten voor een gezellige babbel. Hij starte deze zaak anderhalf jaar geleden op nadat hij zijn gentse café vaarwel zegde, en tot nu toe is hij best tevreden over zijn nieuwe zaak. Geert heeft duidelijk een realistische kijk op zaken doen in het verre buitenland. Hij hoopt van de toeristische boom die cambodia aan het meemaken is sinds 1997 te kunnen meeprofiteren. Wanneer we willen betalen worden we door Geert getracteerd: "voor de wereldreizigers"; dank u Geert.

In de donkere straatjes terug naar het Lin Ki hotel wordt Heidie door een hond aangevallen, gelukkig zijn er volgens onze medische encyclopie geen toeristen met hondsdolheid gesignaleerd de laatste 15 jaar.

Angkor Wat, zaterdag 2 maart

We rukken uit met de kamion voor de grote toer van de tempels van Angkor Wat. Zoals het een goede toerist past is onze eerste tempel Angkor Wat zelf. Wat in de vlaanders als Angkor Wat bekend staat is immers een enorm gebied dat vol met reusachtige tempels staat. In het gebied waren een duizendtal jaar geleden de hoofdsteden van de Khmer gelegen. Nu blijven alleen nog de tempels over.

Na de Angkor Wat tempel moeten we door de Zuidelijke poort van Angkor Thom.We verbazen ons erover dat ze duizend jaar geleden al wisten dat wij zouden langskomen. De breedte van de poort is op enkele centimeter na precies de breedte van onze woning. De bayon tempel is onze volgende halte. Vooral het donkere middendeel vinden Sofie en Piet echt leuk. De bayon tempel is vooral bekend om de reusachtige lachende gezichten.

In Angkor Thom citycentre parkeren we onder een boom en dwalen door de bossen waar hier en daar een muur, een tempel of een berg versierde stenen vinden.

De Preah Khan tempel is een zeer grote berg stenen waar enkele paden zijn vrijgemaakt, een schitterende ruïne van honderden meter diameter.

We rijden door een reusachtig bassin dat duizend jaar geleden werd aangelegd voor irrigatie doeleinden. Eén stuk ervan is nog nat genoeg om ook nu in het droog seizoen rijst te kweken en staat prachtig ligt groen, wat sterk contrasteerd met de anders dorre velde. `

Onze laatste stop is Ta Phrom. Een vervallen tempel waar alle beelden al gestolen zijn maar waar de tropische woudreuzen boven op de tempel staan en met hun dikke wortels de grote stenen blokken bijeen houden. Op de weg terug mag Sofie een centje geven aan de muzikanten zonder benen (slachtoffers van de vele mijnen alhier). Ze blijft mooi staan met het geld in haar hand tot ik een foto heb gemaakt.

Vooralleer we terug naar de Lin Ki rijden gaan we hamburgers eten in de "gecko mayonaisse", en zetten we Barbara af aan het internetcafé. Bij het binnenrijden van het Lin Ki hotel rijd ik, in het donker, nog een electriciteitskabel door zonder mij van enig kwaad bewust te zijn.

Tonlé Sap , zondag 3 maart

Van de reporter terplaatse:

Vandaag zondag 3 maart

De luide ochtendradio bij de verschillende buren herinneren ons aan het lawaai in Indie, en al broeg gewekt door kind en muziek ben ik om zeven uur al beneden. Koffie, opruimen, kleine wasjes, grote wasjes en een groot uur later wordt geontbijt. De kindjes spelen met de kleine meisjes van het hotel, die tot grote vreugde een paar fietsjes hebben....Piet ontdekt in de zeer grote tuin een kooi met twee apen. Ik trek enkele gemberwortels uit de grond (nadat Piet was komen zeggen " this is good for cooking")

Om 11 uuur zijn we de baan op, na afschei te hebben genomen van Heinz, de hoteluitbater, en nadat koen een houten bouwwerk heeft kapotgereden en hersteld bij het uitrijden van de Lin Ki.

Als kleuter zat Piet op Koens knieën te luisteren naar het verhaal over de Tonlé Sap, de kaart werd er steeds bijgehaald en hij kreeg er nooit genoeg van. Vandaag wordt zijn verhaal eindelijk levend. Een klein uurje rijden van Siem Reap stappen we in een bootje en varen we de Tonlé Sap op, Een bijzonder stoffige baan brengt ons naar de rand van het meer. Vanaf daar hebben we zicht op frisse groene rijstvelden. Heinz waarschuwde ons de laatste kilometers naar het drijvende dorp niet met de camion te rijden; te slecht, te smal en geen plaats om te draaien of te keren. Maar aangezien bussen met een aanzienlijk omvang die weg op reden, deden we het ook. Bar sclecht maar niet te smal. Aangekomen bij de eerste bootjes is er direcht een Cambodiaanse schipper die ons in zijn schuitje wil krijgen. Ik zeg hem in plat brugs: jamo vintje, nu moeten we toch eist nog e ki over de pries klappen. Hij kijkt mij niet begrijpend aan, ik herhaal mijn woorden waarop hij vragend zegt "priesklappen?"

We eten een broodje in de non en daarna gaan we varen. Van water is hier geen sprake, je kunt het wel rottende drek noemen. En stinken! Maar overal lachende gezichten, ook onze kapitein (14 jaar?) en zijn matroos (9 jaar?) zijn vriendelijk. Hoe dichter we het Tonlé Sap meer naderen, hoe minder sterk de stank, die tenslotte helemaal verdwijnt. We varen door een drijvend dorp, zeer indrukwekkend. De woningen zijn op boten en vlotten gebouwd. Sommige heel mooi en proper, andere armzalig en vuil. We zijn een drijvende school, een winkel, een batterijenladerijj, een hospitaal, een kerk en vele, vele huizen. Aan de touristen is ook gedacht: een souvenirwinkeltje die ook een aantal dieren huisvest: slangen, een aap, vissen een paar maraboes en pelikanen, een stekelvarken, een varaan enz... Trots zijn de kleinsten als ze een grote slang rond hun hals wikkelen. En dan varen we terug naar de non en rijden terug naar Siem Reap en nog een twintigtal kilometer richting Phnom Phen waar we in een wat kamperen.

Piet en Sofie organiseren een huwelijksplechtigheid: dimpel het konijn trouwt met baby. De monikken lopen tot laat in de avond rond de kamion te zingen en te bidden.

De weg naar Phnom Phen, maandag 4 maart

Midden in de nacht wordt ik wakker als is met de stuurloze Rio Claro over een kasseistraat vaar en in een bergop gelukkig tot stilstand kom. En stil is het hier midden in de nacht, alleen het geluid van de sterren. Voor zonsopgang beginnen de gelovigen al zingend of biddend rond te lopen, het is alsof ze ons bezweren. 's Morgens zitten er kinderen in de bomen, éénmaal de school begonnen wordt het rustiger en horen we ze drammen in hun afdreunles.

De rijstvelden zijn droog maar het landschap is iets gevarieerder dankzij de vele bomen die tussen en in de rijstvelden staan. De huizen langs de weg staan allen op palen. Sommige huizen staan slechts vijftig centimeter van de grond maar de meeste een volledige verdieping, zodat de koeien onder het huis in de schaduw staan. Waarschijnlijk staat de ganse streek hier in het regenseizoen af en toe onder water.

Ook de wegen bouwers moeten hiermee rekening houden. We rijden vrijwel de ganse dag over een half afgewerkte weg en om de vijfhonderd meter moeten we de weg af omdat er een duiker in aanbouw is. Naas bouwt zijn pedometer om tot een bonkometer. Bij elke stevige klop die de kabine krijgt meet de pedometer een stap, maar als je dit omrekend bekom je al gauw het bonkgetal van de weg (bonken maal tijd gedeeld door afstand). Het bonkgetal is dus een maat voor hoeveel we dooreengeschud worden, en dankzij de pedometer die Naas kreeg van peter Paul wordt dit nu electronisch en objectief gemeten.

Onderweg komen we driemaal twee wereldfietsers tegen. Het eerste koppel rijden we voorbij, we stoppen en roepen een keer maar ze blijven onverstoorbaar verder rijden, wij zetten dan ook maar onze weg verder. Het tweede koppel zit langs de weg in een cafétje en hebben we te laat gezien maar het derde koppel stopt als wij stoppen. We maken een babbeltje en wisselen kaartjes uit.; noch vijftien echt stoffige kilometers en dan wordt het weer iets beter. Ze zijn ook al acht maanden onderweg , en raden ons vooral het uiterste noordwesten van Vietnam aan.

Op de middag(t'is te zeggen rond een uur of twee) stoppen we in Stoung om er in een lokaal restaurantje gebakken rijst met groenten te eten. In de dorpjes is er immers niets te vinden om te eten. Daarna bonken we nog een uur verder richting Phnom Phen. Als ik rond vier uur de kamion stil zet onder een boom voor een kleine tempel en een liter (tis te zeggen 950 ml) citroenwater drink om het meeste stof door te spoelen heeft niemand nog zin om veel verder te rijden. Ik lees dan maar een hoofdstukje Pa Pinkelman voor Piet en het verhaal van Piet Verdoot voor Sofie. Samen met Sofie maak ik nog een dorpswandeling en sta nogmaals verbaasd hoe weinig invloed van buitenuit er hier is: geen electriciteiit, koken op hout (geen gasvuren dus), geen waterpompen (enkel waterputten waar lemerig water uit wordt geput (met een emmer aan een bamboestok in plaats van een touw). Ik zie slechts één versleten fiets een paar mooie ossekarren. Gelukkig hebben we nog veel thaaise voorraad en salami uit Brugge (met dank aan de transportfirma "hilde en hanne"), want in plaatselijke winkel kon Sofie alleen een ananas kopen voor 600 Riel (bijna 4000 Riel in een Euro).

De weg naar Phnom Phen, dinsdag 5 maart

Het eerste deel van de weg heeft een boenkgetal van 7810 boenk en 294 milliboenken; we hebben dus afgezien. Het tweede deel van de weg is een asfalt met gaten, zeer onbetrouwbare gaten. Sommige zijn wel twintig centimeter diep en kunnen enkel met een superbonkometer worden opgemeten. De snelheid van ons huis daalt na elke superboenk nog een beetje meer.

In Kampung Thom doen we inkopen: ijs, drinkwater in flessen, brood, diesel, olie en water. Vanaf Kampung Thom wordt de asfalt hoe langer hoe beter. In de zeer vlakke velden komen er hoe langer hoe meer bomen, soms is het bijna een bos. We moeten verschillende malen honderden fietsende jongeren inhalen en kruisen. Elke middelbare schollier heeft hier blijkbaar een fiets.

In Skuon worden ons lekkere gebakken spinnen aangeboden, de lokale culinaire delicatesse, heerlijk! En op de markt koop ik nog wat groenten en fruit. Vanaf Skuon is de weg eindelijk van japanese makelij en snorren we nog enkele kilometer verder in zesde versnelling. Het landschap is ook anders: de uitgestrekte rijstvelden staan vol met suikerpalmen, maar waar de suiker nu precies zit zijn we nog niet achter gekomen.

Gezien onze goede ervaring met de thaaise boedistische wats stoppen we in de wat van Bayaks. Helaas ligt deze wat midden in een zeer dicht bewoond dorp, maar dat merken we pas als het aantal kinderen rond de kamion onophoudelijk blijft aangroeien. Als ik twee engelssprekende jongeren uitleg dat wij zoveel belangstelling niet echt leuk vinden gebeurt er niets, de groep kijkertjes blijft aangroeien. Uiteindelijk trek ik een lijntje in het zand waar de kinderen niet over mogen. De eerste durver loop ik een eindje achterna. Tijdens ons avondmaal durft er toch nog een snaakje onder het gordijn kijken en die heb ik na een uitputtende spurt van tweehonderd meter te pakken. Met het huilend snaakje onder de arm wandel ik rustig terug naar de kamion, ditmaal komen de engelsprekende jongens wel in aktie en leggen uit aan de kinderen dat wij het niet leuk vinden als er honderd kinderen aan de kamion plakken. De rest van de avond hebben we geen last meer van de kinderen. We genieten van de muziekles op de xylofonen.

De weg naar Phnom Phen, woensdag 6 maart

Van de reporter terplaatse:

6 maart woensdag

Als de maan nog helder aan de hemel blinkt worden we onfatsoenlijk vroeg gewekt door monotone gebedenzangen die veel en veel te luid door de luidsprekers dreunen. We weten het lawaai niet te apprecieren en proberen er nog een paar uur door te slapen en tot overmaat van ramp moeten we ook nog een heel leger kijkers proberen te verslan, wat maar half lukt. Maleisië en Thailand waren zalige landen om te camperen. Hier valt het niet mee als je de vergissing begaat te dicht bij een groot dorp te parkeren. Zelfs de monikken zijn niet van de camion weg te staan. En al die kinderen.

Enfin, dankzij dit alles zijn we naar onze normen vroeg op weg. Een goede weg dit keer en rond tien uur zijn we in Phnom Pehn. Naas en ik stappen in het bureau tourisztique binnen en na wat gepalaver snappen ze aldaar wat we vragen en zoeken. Een vriendelijk man denkt dat de artsen zonder grenzen alhier een groot stuk grond hebben voor ons. Koen rijdt met een hele sjieke auto (de gordels gaan automatisch om) mee het terrein verkennen, maar de tuin van de arts is veel te klein en niet geschikt. In de LP (nvdr: reisgids Lonely Planet) vond ik een hotel met tuin, zeer centraal gelegen, allen daarheen. De ingangspoort is gebouwd om precies rond de non te kunnen: links rechts, bovenaan: juist gepast. De manager is niet thuis, we hopen dat we hier kunnen blijven, het personeel is vriendelijk.

Honderden brommertjes zie je hier rijden: dat zijn de lokale taxi's (veel minder lawaai dan de rikshaws) Het is al na elven als de non goed en wel geparkeerd staat. Koen springt vlug op een taxibrommer en vlamt naar de Vietnamese ambassade. Hij is verbazend vlug terug, als alles goed gaat hebben we vrijdag om tien uur onze visa.

De kinders zijn blij als we pizza gaan eten, dat was lang geleden. Daarna wordt er geïnternet. Barbs blijft er de ganse namiddagg achter het scherm zitten om te chatten met de vlaanders. Koen slaagt er eindelijk eens in probleemloos zijn post te openen. Goed nieuws, vier Lebbetjes komen ons een week vergezellen in Hanoi. (Gelukkig zijn ze niet groot, de lebbetjes!) En over tien dagen al vieren we de komst van Britt en Thomas.

De namiddag is vlug om met spelen en tekenen, opruimen en computeren, op zoek gaan naar een bakker enz....Na het eten van echte heerlijke krokante baguetten (waren er hier ooit fransen misschien?) maken Pa en Naas een avondwandeling.

De kaai van de Tonlé Sap rivier (de enige rivier ter wereld die om de zes maanden van richting verandert) is zeer druk deze avond. Hier komen de cambodianen duidelijk om samen te zijn in de zwoele avondfriste. Aan een klein tempeltje speelt een typisch khmer orkestje (xylofonen en trommels) lifemuziek. Je kunt hier tapijtjes afhuren om te piknikken; sommige tapijtjes zijn verbonden aan een draagbaar restaurant. We wandelen via de luxehotels van Phnom Pehn naar het Cambo Fun Park: tientallen restaurantjes, een paar kermisattracties en een echte rollerblade piste waar de meesten op gewone rolschaatsen in rondrijden.

Mijn olifantenpoot (na een week nog steeds niet om aan te zien) heeft rust nodig, dus blijf ik maar thuis, helaas. Poot in de lucht en schrijven maar.

Phnom Pehn, donderdag 7 maart

Het aantal voertuigen op de Samdech Sothearos Boulevard neemt langzaam toe, en dus ook het straatlawaai. Het is opvallend hoe weinig er getoeterd wordt. En aangezien bussen en vrachtwagens verboden zijn in het stadcentrum valt het straatlawaai eigenlijk wel mee. Een zeldzaamheid voor ons als we in het hart van een groteaziatische stad kamperen.

Na het ontbijt ga ik met Piet en Sofie naar het koninklijk paleis en de zilveren pagode aan de overkant van de straat. Het koninklijk paleis is gesloten maar zal om twee uur open zijn. De zilveren pagode is een bouwwerk uit 1892 en noemt 'zilveren' pagode omdat de vloer uit 5000 zilveren tegels bestaat. De pagode staat vol met kleine gouden, zilveren en bronzen boedhabeeldjes. Maar in vergelijking met de Wat's in Bangkok is dit alles maar klein bier. Voor de cambodjanen is het echter een van de weinige gebouwen die het Pol Pot regime heeft overleefd.

Ondertussen is mama Heidie naar de dokter, en Barbara is mee. Enkele dagen geleden is er een schuif op haar voet gevallen en de zwelling neemt niet af, ze heeft er last van bij het stappen, hopelijks brengt de dokter raad.

Vervolg 7 maart

Het SOS ziekenhuis is veel en veel te chic voor Cambodja. De inkomsthall lijkt meer op het hoofdkwartier van Singapore Airlines. Met kinderspeelgoed en natuurlijk het duidelijke prijsetiketje aan de balie. Wie geen geld heeft komt er niet in. Al naargelang de veronderstelde compententie van de arts zijn er consultaties variërend tussen de 45 en de 75 USD. Dus niet voor de man met de pet alhier. Gelukkig krijgen koen en de dok geen gelijk; er is geen breuk of barste in m'n voet en gerustgesteld en vergezeld van de foto's, een stevig verband, medicijn en 117 dollar en 10 cent minder, stap ik terug buiten. De opgelegde behandeling is RICE (!!) therapie, wat staat voor Rest, Ice, Compression and elevation. We zullen zien hoeveel daarvan zal terechtkomen!

Intussen is Barbara ook tevreden want we glipten de Londen bookshop binnen enkochten twee nederlandstalige boeken (die ze in drie dagen uitleest)

's namiddags neemt Koen de kleintjes mee naar het koninklijk paleis (nog steeds van koning Norodon Sihanouk, gekroond in 1941) en Sofie die er niet genoeg van krijgt, loopt daarna no mee naar het muzeum. Het is een waar plezier om met Sofie alleen door een muzeum te dwalen. Er staan vooral beelden uit de Angkor periode (van negende tot zestiende eeuw) In die tijd waren de Khmer hindoes en we zien dus de vertrouwde Shiva's en Ganeshen uit India terug. Bij vrijwel elk boedhabeeld staat er een vrouw de stokjesbloemetjes uitdeelt om aan Boedha te offeren. Sofie wil bij elke Boedha z'n bloemenstokje bemachtigen en zet die dan met haar prachtige 'wai' (groet met handpalmen tegen elkaar, voor het gezicht) in het potje voor de Boedha. Ze is echt geïnteresseerd in de beelden en maakt allerhande leuke opmerkingen.

Een koppel vlaamse toeristen komen op onze belgische nummerplaat af. Mark en Marleen (?) De Jaeger uit Torhou sloten hun zaak op 31 december om te reizen. We gaan samen een glas drinken in de tuin van 't hotel en zo wordt het vlug avond. De kinderen eten frietjes en springroll in 't restaurant en pa en ma nemen een paar uurtjes 'congé'. We gaan voor het eerst op onze reis alleen uit eten. We beproeven ons geluk in een eethuisje gerund door (ex)straatjongeren. 'Friends' is verrassend aantrekkelijk en gezellig, de jongeren koken en bedienen zelf. Er lopen rode en gele T-shirten rond. De ene zijn students, de andere teachers. Het zaakje draait goed, op deze doodgewone saaie donderdag zijn de meeste tafeljes bezet. De jongeren doen uitermate hun best om de klanten zo goed mogelijk te bedienen. En ook de kwaliteit van het voedsel mag er zijn: een aanrader.

terug naar boven