loftprojekt zuidervaartje

  1. Industrieel erfgoed in de Brugse rand

    De gebouwen aan de Damse Vaart Zuid vormen samen met een aantal reeds herbestemde (of geplande) gebouwen (De Fourage, Maalse Steenweg; Drukkerij Witterick, Baron Ruzettelaan; Koffiebranderij, Kolenkaai; Nieuwe Molens, Kolenkaai; ) de getuige van het industrieel en ambachtelijk verleden waar de industriële activiteit verweven was in de bebouwde kommen; daar waar er nu hoofdzakelijk wordt geopteerd om de bedrijven te groeperen in speciaal voorziene industrieparken. De meeste van de minder waardevolle industriële gebouwen uit de vorige eeuw zijn reeds verdwenen, maar ook enkele architectonische of historisch waardevolle gebouwen overleefden de sloopwoede niet of nauwelijks (de oude gistfabriek, Lange Rei; Bloemmolens Dewulf, Kolenkaai....), of verkeren in gevaar (borstelfabriek Delhaize, Steenkaai;...).

  2. Herbestemming industrieel erfgoed

    In tegenstelling tot een aantal andere industriële gebouwen in de Brugse rand (Elektrische centrale van BN; Oude distilleergebouw, Komvest en Historische beschermde stapelplaatsen, Handelsdok, beiden op terreinen van Genencor; Architectonische waardevolle gebouwen binnen het havengebied) kan het complex aan de Damse Vaart Zuid gemakkelijk een nieuwe functie krijgen aangezien het zowel volgens het gewestplan als volgens het BPA in een zone is gelegen die hoofdzakelijk voor bewoning is gereserveerd. Ook het ontwerp Structuurplan Brugge kiest voor deze optie.

  3. Binnenstad versus Brugse rand

    Alhoewel de industriële gebouwen meestal moeilijker in te passen zijn in een dichter stedelijk weefsel zien we dat in het verleden (en vooral sinds 1985) de herbestemmingsprojecten in de binnenstad soepeler werden verleend dan in de Brugse rand. Op vele plaatsen werden de bestaande verordeningen soepel geïnterpreteerd teneinde de bestaande gebouwen te kunnen saneren. (Mouterij Cauwe, Oostmeers; Brouwerij Het Zweerd, Witte Leertouwersstraat; Leerlooierij, Groeninge; Waterhuis, Buiten Boeverievest; Brouwerijmuzeum, Verbrand Nieuwland; Naaiateliers Slabbinck, Kleine Kuipersstraat; Bliksslagerij Declerck, Kazernevest, Bilkske, Ganzestraat; Weverij Meersseman, Ganzestraat; Mouterij La Belle Alliance, Kleine Kuipersstraat; Zeepziederij De Ster, Predikherenrei)
    Dit heeft hoofzakelijk te maken met het bestaan van (te?) strikte BPA's in de rand. Zo staan er bijvoorbeeld in het Stubbekwartier een aantal mooie, renoveerbare loodsen achter de 15 meter lijn, die volgens de bestaande BPA's geen nieuwe bestemming kunnen krijgen, zodat deze getuigen van een ambachtelijk en industrieel verleden dus geleidelijk aan worden afgebroken.

  4. Historisch overzicht:

    De site Damse Vaart Zuid 26-28 heeft reeds een lange industriële en ambachtelijke geschiedenis.
    In 1910 verkoopt Tilmans zijn Stoomvettefabriek aan Braet, die er in 1919 een nieuwe ijzergieterij bouwt. Een deel van de in 1919 gebouwde ijzergieterij is behouden en wordt in het project gerenoveerd (gebouw D).
    De twee grote loodsen (gebouw B en C) worden in 1929 samen met een deeltje van de kleinere stapelplaatsen (gebouw A) opgetrokken door de firma A. Claerhoudt Schroer & C°. De firma handelt in "Chiffons" en bouwt in één keer meer dan 1000 m2 stapelplaats, wat voor een voddenhandelaar toch niet gering is.
    In 1935 bouwt Vandenbilcke ook een ijzer en bronsgieterij aan de damse vaart maar uit de bouwplannen kan niet onmiddellijk worden afgeleid waar die gebouwen hebben gestaan en of er al dan niet delen zijn van bewaard.
    Vanaf 1948 zien we de firma Rooryck (gevestigd in Fort Lapin) opduiken in de archieven alhoewel de familie al veel langer langs de Damse Vaart woonde. Ze kopen de ijzergieterij van Braet op en vestigen er een tegelfabriek. Later produceren ze er polystyreenplaten en vormen zo de basis voor de nog steeds actieve isolatiehandel.
    Gaston Gruyaert wordt eigenaar van het perceel nr 26 en bouwt er in 1956 een nertsenkwekerij die hij tot 1964 samen met zijn broer uitbaat.
    Ondertussen worden de andere gebouwen verhuurd.
    In 1966 exploiteert PVBA Inoxal er een metaalbewerkingsatelier. Vanaf 1977 worden er keukens gemaakt door PVBA keukens Tip-Top. In de tachtiger jaren gebruikt het ceremoniebedrijf Vanhecke-Vanneste de gebouwen als garage. In 1990 krijgt NV Cobra een exploitatievergunning voor metaalbewerking. Heden worden de grote loodsen gebruikt door het kringloopcentrum RAD.
    Op de eerste verdieping komt er eerst een dancing, daarna een videotheek en heden een motormuseum.

  5. De ijzergieterij Braet

    Het gebouw D werd opgericht in 1919 als ijzergieterij. Om het werkklimaat aanvaardbaar te maken heeft de loods die 25 op 11 meter groot is, een zeer grote hoogte.
    Op de zes meter hoge, volle, met steunberen versterkte bakstenen muren staan vijf houten spanten die het pannendak dragen. Deze spanten overspannen de breedte van 11 meter in één maal. Om dit te kunnen bereiken worden de onderste balken van de zware spanten opgespannen met lager gelegen metalen trekkers die met afstandshouders op hun plaats worden gehouden.
    Om de dampen in de ijzergieterij af te voeren is het dak in het midden verhoogd, waardoor er een paar meter onder de nok een vertikaal deel ontstaat waar de wind vrij kan door spelen zonder de waterdichtheid van het dak in gevaar te brengen.
    De noordelijke puntgevel is tot in de 11 meter hoge nok uit baksteen, daar waar de zuidelijke puntgevel in houten planken is uitgevoerd, waarschijnlijk ook om de tocht in het dak te optimaliseren.

  6. Voddenhandel Claerhoudt Schroer & C°

    De gebouwen B en C vormden vroeger één grote loods van 960 m2.
    In het midden van de loods staan 7 bakstenen kolommen die de twee maal zeven spanten dragen. In de lichte bakstenen buitenmuren zijn metalen profielen verwerkt om de spanten te dragen.
    De spanten bestaan uit volle metalen staven, die 15 meter overspannen. In de meeste knooppunten zijn deomgebogen staven zonder koppelplaten aan elkaar geklonken zijn. Enkel in het midden van de spanten worden de staven met mooie gietijzeren koppelstukken verbonden. Het is merkwaardig dan in 1929 nog volle metalen staven werden gebruikt daar waar de techniek met lichtere L-profielen en koppelplaten reeds gangbaar was.
    De dakbedekking bestond reeds in 1929 uit golfplaten. De nokken werden in glas uitgevoerd, zodat er voldoende natuurlijk licht binnenvalt.

  7. De kleinere loodsen (gebouw A)

    In de kleinere loodsen is vrij recent (vermoedelijk jaren 60 of 70) een betonnen verdieping met dragende gewelven aangebracht.
    Helaas werd in 1983 het vorenste deel van de loodsen tot een woning in fermettestijl verbouwd.