Verhoogt reizen onze overlevingskansen?


Vergis u niet, deze fylosofische teksten staan vol bizarre ideeën, met als bedoeling tot vernieuwende gedachten te komen. Het is dus gewoon iets om over na te denken.

Onze wetenschapskalender (van natuur en techniek) beweert dat het oriëntatiecentrum in de hersenen van Londense taxichauffeurs groter is dan normaal. Zou het kunnen dat als het oriëntatiecentrum getraind wordt dit dan ook fysisch groeit?

In dezelfde kalender beweert proffesor Eens, van de universiteit van Antwerpen dat de grote hersenen misschien niet zo'n een goede maat zijn voor intelligentie, maar dat het aanpassingsvermogen van een diersoort een betere maat voor intelligentie zou kunnen zijn. Hij vindt het aannemelijk dat de mensen hun extreem grote hersenen ontwikkeld hebben onder druk van veranderende omstandigheden.

Stel dat deze beide hypthesen juist zouden zijn.

Stel dat je een verwoed reiziger bent.

Voor alle duidelijkheid: een reiziger is geen toerist, alhoewel een toerist meestal ook een beetje reiziger is. Een reiziger reist, en laat zich niet reizen zoals de meeste toeristen maar al te graag doen. Voor de echte reiziger is de reis en niet de bestemming het doel van de reis, alhoewel vele wanabees toch noch nood hebben aan een bestemming als doel van de reis.

Stel dus dat je een verwoed reiziger bent.

Je reist dus, en komt daardoor telkens in nieuwe situaties terecht. Deze nieuwe situaties verplichten je om je levenstijl (reisstijl dus in ons geval) aan te passen. De meest elementaire aanpassing waarmee je als reiziger door Afrika vrijwel dagelijks wordt geconfronteerd zijn voeding en overnachting. Als verstokte westerlingen vulden we onze vrachtwagen met twee volle Colruytkarren, die ondertussen onze vijf magen passeerden. In Kenia konden we de evenknieën van ons westers voedsel nog wel vinden. Maar op onze tocht langs het Turkanameer en in South Omo in Ethiopië leerde we creatief zijn met onze laatste blikken en de lokale producten. De pizza op Piet's verjaardag was er een prachtig voorbeeld van, zeer lekker maar met weinig 'vlaams-italiaanse' ingrediënten.

Wij slapen (gelukkig) elke avond op hetzelfde dak in dezelfde tenten, maar we leerden toch van weinig last te hebben van het lawaai, of de oorverdovene stilte rondom ons.

Een bizarre ervaring vond ik onze 9 dagen wachten in Kobi Fora. Tijdens de eerste nacht hoopten we van de volgende dag te kunnen verder reizen. Maar na 5 of 6 dagen wachten werd het wachten een evidentie en hoe langer we stil stonden hoe gemakkelijker het was om fundamenteel lui te zijn, dit was blijkbaar een gemakkelijke aanpassing.

Dat elke nieuwe situatie de reiziger verplicht tot een kleine of grote aanpassing, en dat hij zo zijn aanpassingsvermogen traint lijkt mij gewoon een feit. Als de hypothesen uit de wetenschapskalender juist zouden zijn, zou dit ook betekenen dat het deel van de hersenen dat zich met een vlotte aanpassing bezig houdt zou groeien, en zo het aanpassen zelf steeds makkelijker zou maken.

Mogen we hieruit afleiden dat hoe meer men reist (naar nieuwe ongekende plaatsen, met nieuwe ongekende gewoonten en nieuwe verrassende voorvalletjes), hoe meer men zicht moet aanpassen, hoe groter onze 'intelligentie' wordt en hoe groter onze overlevingskansen worden.

Is het gewoon de oerdrang om te overleven die de drang tot reizen opwekt?

P.S. Waarschijnlijk is het echte reizen een moderne vorm van nomadisme. Voor de weinige nomaden die nog over onze aardbol zwerven is het reizen een evident deel van hun leven, zij zijn dan ook perfect aangepast aan het reizen en rondtrekken. Hun overlevingskunst is meestal zeer sterk. Vooral op onze rit langs het Turkana meer stonden we verbaasd over hoe de nomaden aldaar leefden en overleefden met een minimum aan aardse goederen, die het hun gemakkelijker maakte om hun kudden te volgen op zoek naar voedsel.